De Nationale Ombudsman deed onderzoek naar de wijze waarop Nederlandse opsporingsdiensten hebben gehandeld nadat bleek dat de Thaise autoriteiten niet op het gewenste moment gevolg zouden geven aan de uitvoering van een rechtshulpverzoek. Uit het rapport komt naar voren dat de betrokken Nederlandse instanties onzorgvuldig hebben gehandeld. Zij hebben hun acties niet goed voorbereid en zijn het perspectief van verzoekers in deze zaak uit het oog verloren.

Dat blijkt uit de manier waarop is omgegaan met verzoekster in deze zaak. Dat zij in een brief aan de Thai welbewust als verdachte werd genoemd en in verband werd gebracht met drugs gerelateerde delicten, heeft voor haar ernstige en voorzienbare gevolgen gehad die in de besluitvorming ten onrechte geen rol hebben gespeeld. De Nationale ombudsman vindt dat het OM en de politie verzuimd hebben om vooraf een reële afweging te maken of de ingezette actie zorgvuldig, effectief en proportioneel was. De mededeling van het OM, dat zij niet hadden kunnen voorzien dat de Thaise overheid een eigen strafrechtelijk onderzoek naar verzoekers zouden instellen, vindt de ombudsman niet geloofwaardig. De Nederlandse instanties hebben immers zelf het initiatief genomen de Thai in overweging te geven een strafrechtelijk onderzoek in te stellen. Dit terwijl zij goed op de hoogte waren van de risico’s die een aan drugs gerelateerd strafrechtelijk onderzoek in Thailand met zich meebrengt. De ombudsman is van oordeel dat het evenredigheidsvereiste is geschonden. De instanties hebben onzorgvuldig gehandeld en verzuimd af te wegen of de gekozen middelen in verhouding stonden tot het beoogde doel. De klacht over het handelen van het OM, JenV en de politie is daarom gegrond.

Laatste nieuws