De Internationale Rechtshulpkamer (IRK) van de rechtbank Amsterdam heeft aanvullende vragen gesteld aan enkele Poolse rechtbanken over de samenwerking tussen de rechterlijke autoriteiten in Polen in het kader van de uitvoering van Europese aanhoudingsbevelen.

Aanleiding voor de aanvullende vragen zijn berichten over brieven die in september 2019 door het Poolse ministerie van justitie aan de presidenten van rechtbanken in Polen zijn gestuurd. Deze week zijn daarover in de media berichten verschenen. In deze brieven verzoekt het ministerie de presidenten om niet te antwoorden op vragen van buitenlandse justitiële autoriteiten over wijzigingen in de Poolse wetgeving met betrekking tot het justitieel apparaat en over individuen (in het bijzonder personen tegen wie een Europese aanhoudingsbevel is uitgevaardigd).

 

Vragen over onafhankelijkheid rechterlijke macht

De IRK heeft in juli en september van dit jaar in twee Poolse overleveringszaken het Hof van Justitie van de Europese Unie prejudiciële vragen gesteld die verband houden met de toegenomen invloed van de uitvoerende macht op de Poolse rechterlijke macht en de gevolgen daarvan voor de onafhankelijkheid van de Poolse rechterlijke macht (ECLI:NL:RBAMS:2020:3776 en ECLI:NL:RBAMS:2020:4328).

 

Mogelijke gevolgen voor Europese aanhoudingsbevelen

De IRK is vooralsnog van oordeel dat de brieven relevant kunnen zijn voor de beantwoording van deze prejudiciële vragen. Daarom heeft de IRK de betrokken Poolse rechtbanken een aantal vragen gesteld over dit verzoek van het Poolse ministerie. De vragen richten zich op het bestaan van deze brief en over de gevolgen daarvan voor de samenwerking tussen de rechterlijke autoriteiten in het kader van de uitvoering van Europese aanhoudingsbevelen.

De IRK heeft ook het Europees Hof van de vragen op de hoogte gebracht. Het antwoord van de Poolse rechtbanken op de vragen zal eveneens door de IRK met het Hof worden gedeeld.

 

Conclusie AG

Op 12 november 2020 bracht advocaat-generaal Manuel Campos Sánchez-Bordona een conclusie uit over deze prejudiciële vragen. Daarin wordt gesteld dat de weigering om een EAB uit te voeren een uitzonderlijk antwoord dient te blijven op uitzonderlijke omstandigheden die door de ernst ervan vereisen dat beperkingen worden gesteld aan de beginselen van wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen. Zie daarover: https://njb.nl/nieuws/tenuitvoerlegging-eab-s-uit-polen-mag-niet-automatisch-worden-geweigerd/

 

Laatste nieuws