Het verstrekken van inlichtingen over vliegbewegingen van de heer Julio Poch in september 2009 door Nederland aan Argentinië was geen verkapte uitlevering. Oud-minister van Justitie Hirsch Ballin heeft indertijd ook geen ministeriële aanwijzing verstrekt met betrekking tot de zaak Poch. Dat schrijft de Commissie onderzoek dossier J.A. Poch. 

Op 1 februari 2021 heeft de Commissie onderzoek dossier J.A. Poch haar rapport met bevindingen aangeboden aan Minister Grapperhaus van JenV. Bij brief van dezelfde datum heeft de minister gereageerd op het rapport en het doorgestuurd aan de Tweede Kamer. 

De Commissie onderzoek dossier J.A. Poch die op 18 december 2019 door de minister was ingesteld heeft tot taak gekregen onderzoek te verrichten met het oog op de beantwoording van in ieder geval de volgende vragen:
a. welke bemoeienis hebben blijkens het dossier achtereenvolgende ministers van Justitie gehad met het onderzoek naar en de vervolging van de heer Poch; zijn in het licht daarvan in het dossier aanwijzingen te vinden voor de in de media opgeworpen suggestie dat de Minister van Justitie een aanwijzing zou hebben gegeven met betrekking tot of zich anderszins heeft bemoeid met het verloop van het politieonderzoek in de zaak Poch?
b. welke overwegingen hebben een rol gespeeld bij het innemen van het standpunt dat eventuele vervolging van de heer Poch in Argentinië meer in de rede lag dan een vervolging in Nederland; zijn in het dossier aanwijzingen te vinden voor de in de media opgeworpen suggesties daaromtrent?
c. welke overwegingen hebben gespeeld bij de diverse beslissingen en gedragingen van de Nederlandse autoriteiten met betrekking tot contacten die hebben plaatsgevonden tussen de justitiële autoriteiten van Nederland en andere landen zoals Argentinië over mogelijke vormen van rechtshulp en de handelingen die op basis daarvan zijn verricht?

Samenvatting van de beantwoording van de onderzoeksvragen

  • Minister van Justitie Hirsch Ballin heeft geen ministeriële aanwijzing verstrekt met betrekking tot de zaak Poch. De minister heeft evenmin persoonlijke opdrachten verstrekt die de uitvoering van het onderzoek naar Poch raakten. Wel heeft de minister vanuit zijn ministeriële verantwoordelijkheid, na het verschijnen van het artikel in Vrij Nederland en de daaropvolgende Kamervragen, aangegeven dat hij ‘de vinger aan de pols wilde houden’. Dit heeft zich vertaald in een ambtsbericht van het College van Procureurs-Generaal van 6 februari 2008 over de voortgang van het oriënterend onderzoek en de start van het tactisch onderzoek. Verder is de minister betrokken geweest bij de besluitvorming tot medewerking aan de aanhouding van Poch in het buitenland, door het verlenen van toestemming om de vluchtgegevens van Poch te delen met Argentinië en Spanje.
  • Het standpunt dat een eventuele vervolging van Poch beter in Argentinië kon plaatsvinden berustte op een aantal overwegingen:

- Het delict waarvan Poch werd verdacht had zich afgespeeld in Argentinië. Nederland vindt principieel dat vervolging bij voorkeur moet plaatsvinden in het land waar het delict is gepleegd. Daar bevinden zich de (nabestaanden van de) slachtoffers en bevindt zich redelijkerwijs ook het bewijsmateriaal.

- De juridische mogelijkheden tot een vervolging van Nederland waren - los van praktische problemen met bewijsvergaring - beperkt. Dat kwam ook omdat in Nederland inmiddels het vervolgingsrecht voor allerlei feiten met betrekking tot de dodenvluchten verjaard was. In Argentinië kon Poch nog worden vervolgd voor het gehele feitencomplex met betrekking tot de dodenvluchten. Deze overwegingen komen overeen met hetgeen de minister van Justitie reeds op 4 november 2009 de Tweede Kamer heeft gemeld. De commissie heeft in haar onderzoek geen enkele indicatie aangetroffen dat ook andere overwegingen een rol hebben gespeeld.

- Argentinië gaf aan dat het bij voorkeur de vervolging van Poch zelf ter hand nam en deed daartoe rechtshulpverzoeken aan Nederland waaraan Nederland zich gehouden voelde medewerking te verlenen.

  • Minister van Justitie Hirsch Ballin werd met de val van het kabinet Balkenende IV op 20 februari 2010 demissionair tot het aantreden van het nieuwe kabinet Rutte I op 14 oktober 2010. Buiten hetgeen de commissie heeft vermeld in haar reconstructie heeft minister Hirsch Ballin geen (verdere) bemoeienis gehad met de zaak Poch.
  • Zijn opvolgers hebben geen rechtstreekse bemoeienis met het dossier Poch gehad. Wel hebben zij in de loop der tijd vanuit hun functie geantwoord op vragen over het dossier Poch vanuit de Tweede Kamer; en uiteraard is daar de instelling van de onderhavige commissie door (inmiddels demissionair) minister van Justitie en Veiligheid Grapperhaus.
  • De commissie heeft geen aanwijzingen gevonden dat Nederland, zoals wel beweerd, ‘per se’ Poch in Argentinië wilde laten berechten.
  • Hetzelfde geldt voor beweringen van een mogelijke afruil van Poch tegen de belofte van de Argentijnse autoriteiten van het niet vervolgen in Argentinië van Jorge Zorreguieta.
  • De Nederlandse staat heeft niet teweeg gebracht dat Poch is afgeweken van wat hij van plan was te doen, te weten het volgens schema uitvoeren van een vlucht voor Transavia naar Valencia. Van een verkapte uitlevering was dus geen sprake.
  • Anders dan de vermelde interventiepoging via Eurojust heeft de commissie geen aanwijzingen gevonden voor een rol van het Koninklijk Huis bij het onderzoek.
  • De complicaties bij het onderzoek naar Poch zijn voor een gedeelte inherent aan onderzoeken naar internationale misdrijven: de feiten zijn niet in Nederland begaan en het primaire bewijsmateriaal ligt buiten Nederland. De verklaringen over wat er tijdens het diner in Bali was gezegd zijn zonder aanvullend bewijsmateriaal onvoldoende om tot enige bewezenverklaring te komen, maar waren wel voldoende om Poch als verdachte aan te merken.
  • Daarbij deed zich de omstandigheid voor dat Argentinië met vergelijkbare zaken bezig was in het kader van het zogenaamde ESMA-onderzoek. Dit gebeurde in het kader van een afrekening met het verleden van de Vuile Oorlog. In Argentinië waren de strafbare feiten rond de dodenvluchten nog niet verjaard.
  • Tot slot was een complicatie dat men de verdachte in redelijkheid niet kon vragen naar zijn verhaal. Als hij inderdaad betrokken zou zijn geweest bij de dodenvluchten, zou hij dan gewaarschuwd zijn en zijn plan kunnen trekken. Bovendien dreigde het gevaar dat eventueel bewijsmateriaal zou verdwijnen. In dit geval was bovendien reeds bekend dat Poch na daar op te zijn aangesproken door Transavia, zijn betrokkenheid bij de dodenvluchten had ontkend en had gezegd verkeerd te zijn begrepen.

De commissie beantwoordt in haar rapport nog een groot aantal andere vragen en constateert verder onder andere dat bij het merendeel van de bij dit onderzoek betrokken instanties zich problemen voordoen op het gebied van archivering. 

Lees hier het hele rapport en de brief van de Minister van JenV

Laatste nieuws