De Commissie Meijers, de permanente commissie van deskundigen in internationaal vreemdelingen-, vluchtelingen- en strafrecht, schreef een notitie over de zorgwekkende asielprocedure op Curaçao en deelde die met de betrokken departementen. De notitie is geschreven door commissielid Maarten den Heijer, universitair docent internationaal recht aan de Universiteit van Amsterdam. In de notitie wordt verkend in hoeverre de beleidsregels van juni 2019 in overeenstemming zijn met het EVRM en of verbetering van de procedure nodig en zinvol is. ​

In juni 2019 publiceerde het Ministerie van Justitie van Curaçao nieuwe beleidsregels voor de afdoening van asielaanvragen op basis van art. 3 EVRM. De regels vervingen het in juli 2017 door de Raad van Ministers van Curaçao vastgestelde beleid waarmee Curaçao de statusdeterminatie had overgenomen van UNHCR. De samenwerking met UNHCR werd stopgezet omdat Curaçao geen duidelijk zicht had op ‘wie zich op het eiland bevond en hoe lang’. De nieuwe beleidsregels kwamen tot stand mede op advies van de IND. Volgens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties was het nodig de art. 3 EVRM-procedure op Curaçao te ‘optimaliseren’. Curaçao en Sint Maarten zijn de enige landen van het Koninkrijk die geen partij zijn bij het Vluchtelingenverdrag. Curaçao is met de rest van het Koninkrijk wel gebonden aan het EVRM. Er zouden op Curaçao tussen de 15 en 25 duizend Venezolanen verblijven op een bevolking van ca. 169 duizend.

Beleidsregels

De asielprocedure en toelatingsvoorwaarden zijn niet neergelegd in een wet, maar in beleidsregels. Onduidelijk is in hoeverre asielzoekers hieraan rechten kunnen ontlenen, te meer nu de beoordeling is belegd bij een ‘Adviesgroep’, die de Minister van Justitie van Curaçao ‘adviseert’ of in individuele gevallen sprake is van een art. 3 EVRM-risico. De beleidsregels maken niet duidelijk of ook de Minister van Justitie eraan gebonden is.


Toegang tot procedure

Hoewel de verplichte registratietermijn van vijf dagen die in strijd was met het Jabari-arrest van het EHRM (nr. 40035/98), is geschrapt, kan de omstandigheid dat de vreemdeling zich niet onverwijld meldt betrokken worden bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Niet helder is welk gewicht het niet meteen melden krijgt bij de beoordeling van de geloofwaardigheid en hoe dat de geloofwaardigheid kan aantasten. De regel kan daarom aanzetten tot willekeur. Bovendien zal de regel de reeds duizenden op het eiland verblijvende Venezolanen afschrikken om een aanvraag in te dienen, waarmee hij zijn doel (beter zicht op wie op het eiland verblijft) voorbij lijkt te schieten.

Duur procedure

De beslistermijn is 171 dagen en kan worden verlengd tot 411 dagen (14+7+90(+90+90)+60(+60)). Los van de vraag waarom er zoveel tijd nodig is, is de lange duur bezwaarlijk omdat ze is gekoppeld aan beperkende voorwaarden waaronder een meldplicht dan wel vreemdelingenbewaring. Ook dit zal asielzoekers afschrikken een aanvraag in te dienen.


Waarborgen procedure

Hoewel de beleidsregels omtrent de vaststelling van het risico een neerslag vormen van de relevante art. 3 EVRM-jurisprudentie (zorgvuldig onderzoek, geloofwaardigheid als substituut voor bewijs, voordeel van de twijfel), ontbreken meer gedetailleerde waarborgen die zijn ontwikkeld in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waaronder het recht op toegang tot informatie over hoe de procedure kan worden gestart om rechten te kunnen.


Geen recht op opvang

Curaçao biedt personen die asiel vragen geen opvang aan. Indien dit leidt tot ernstige materiële deprivatie is sprake van een schending van art. 3 EVRM.


Bewaring

Het is onduidelijk onder welke voorwaarden een asielzoeker in bewaring wordt gesteld. Bewaring met het oog op uitzetting als toegestaan door art. 5(1)(f) EVRM is in beginsel niet mogelijk, omdat hangende de asielprocedure het vereiste zicht op uitzetting kan komen te ontbreken. Bewaring van asielzoekers teneinde onrechtmatige binnenkomst te beletten is wel mogelijk (eerste deel van art. 5(1)(f) EVRM), maar vereist een nationale regeling teneinde willekeur te voorkomen. De bewaring moet dan onder meer dienstig zijn aan de (snelheid van de) asielprocedure, niet langer duren dan noodzakelijk en de omstandigheden moeten zijn toegesneden op het feit dat het asielzoekers betreft. Reeds omdat een wettelijke regeling omtrent de bewaring van asielzoekers ontbreekt (de Landsverordening toelating en uitzetting, Ltu, regelt enkel uitzettingsbewaring), lijkt elke bewaring van een asielzoeker op Curaçao onrechtmatig te zijn.

 

Laatste nieuws