Nederlands Juristenblad 5
3 februari 2016
2016/2
Het rechtskarakter van procesreglementen en andere rechtersregelingen
Hoog tijd voor enige ordening en duidelijkheid
In de moderne rechtspleging zijn rechtersregelingen niet meer weg te denken. In het kader van de vereenvoudiging en digitalisering van het civiele proces en de digitalisering van de procedure in het bestuursrecht speelt de ontwikkeling van nieuwe procesreglementen een belangrijke rol. Het vernieuwingsprogramma ‘Kwaliteit en innovatie rechtspraak’ (KEI) gaat er van uit, dat ‘de rechtspraak’ verantwoordelijk is voor de uitwerking en concretisering van de nieuwe (digitale) rechtsgang in procesreglementen en nieuwe werkprocessen. Over het rechtskarakter van deze procesreglementen en van andere materieelrechtelijke rechtersregelingen bestaat echter nog altijd veel onduidelijkheid.
Vuilnis in het vermogensrecht
Over het verschil tussen overdracht en prijsgeving
Hoe steekt het alledaagse aanbieden van afval privaatrechtelijk eigenlijk in elkaar? Is er sprake van overdracht aan het bedrijf dat het afval verwerkt, of doet degene die het afval aanbiedt afstand van bezit en eigendom? Wat is anders gezegd het verschil tussen overdracht en prijsgeving en hoe werd daar in het Romeinse recht mee omgegaan?
(Media)Code ORANJE
Een onderzoek naar het functioneren van de mediacode van het koninklijk huis
De privacybescherming tegen perspublicaties was het doel van het artikel ‘The right to privacy. The Implicit Made Explicit’ van de Amerikaanse juristen Warren en Brandeis in 1890. Dit artikel wordt gezien als de oorsprong van het recht op privacy. In 2005 publiceerde de Rijksvoorlichtingsdienst de mediacode, die dezelfde doelstelling heeft maar dan voor leden van het koninklijk huis. Kan deze code (juridisch) functioneren na de Caroline en Albert van Monaco-arresten en hoe verhoudt hij zich tot de bijzondere positie van ons staatshoofd en de overige leden van het koninklijk huis?
KEI: Kans of keurslijf?
De Raad voor de rechtspraak en de gerechtsbesturen zetten vaart achter de uitvoering van het digitaliseringsproject Kwaliteit en Innovatie (KEI). Naast digitalisering van de informatiestroom wordt daarbij ook gestreefd naar een daarmee samenhangende wijziging in de organisatie van ‘het rechtspreken’. Dit met name door procedurele beslissingen niet meer door of namens de behandelend rechter te laten nemen, maar deze te beleggen bij medewerkers die een (al dan niet landelijke) ‘regiefunctie’ hebben. Deze dienen niet te beslissen volgens de door de behandelend rechter met kennis van het dossier gegeven instructies, maar strikt volgens landelijke richtlijnen. Dit kan tot gevolg hebben dat bijvoorbeeld een verzoek om uitstel voor een proceshandeling of zitting wordt afgewezen wegens strijd met het landelijk procesreglement, terwijl honorering van dat verzoek voor de hand zou liggen gelet op het door de behandelend rechter gewenste maatwerk bij de aanpak van de betreffende zaak. De bijzonderheden van een zaak kunnen zeer wel een afwijking van uniforme richtlijnen rechtvaardigen, bijvoorbeeld omdat het van belang is dat een betrokkene die op de geplande datum afwezig is wel ter zitting verschijnt, of omdat de kans op een schikking daardoor wordt vergroot, of omdat onnodig appel daardoor kan worden voorkomen, iets dat bij uitstek ter beoordeling is van de behandelend rechter. In het artikel ‘Tegenlicht’ (NJB 2015/2005, afl. 40, p. 2800) werd reeds gesignaleerd dat door het ‘(…) zoveel als mogelijk in eenzelfde mal (…)’ persen van procedures de kwaliteit onder druk komt te staan. Onderstaande verklaring vraagt de aandacht van alle betrokken rechters en bestuurders voor het feit dat bij de invoering van KEI enerzijds druk wordt uitgeoefend om tot uniformering van maatstaven en processen te komen, terwijl anderzijds geen aandacht wordt besteed aan de vraag op welke wijze digitalisering de kwaliteit van de rechtspraak kan verhogen door het inbouwen van mogelijkheden voor snel en efficiënt maatwerk door de behandelend rechter.
De auteursrecht-claim van het Anne Frank Fonds is immoreel
De auteursrechtelijke aanspraken van het Anne Frank Fonds, in al hun spitsvondige veelzijdigheid, zijn immoreel. Voor de Zwitserse organisatie is er geen betere zet denkbaar dan publiekelijk afstand doen van ieder auteursrecht dat zij ten aanzien van het dagboek van Anne Frank nog denkt te hebben. Zo kunnen de gespannen relaties met uitgeverijen, wetenschappers, schrijvers en filmmakers in één klap worden verbeterd. Dat biedt ruime mogelijkheden voor een doorstart in het post-monopolie-tijdperk.
Eerder verschenen
NJB 4 (2016)
27 januari 2016
NJB 3 (2016)
20 januari 2016
NJB 2 (2016)
13 januari 2016
NJB 1 (2016)
5 januari 2016
NJB 44/45 (2015)
15 december 2015