Bewijs waarderen
Hoe doen strafrechters dat?
Over de wijze waarop strafrechters in de dagelijkse praktijk bewijs waarderen, en daarbij gebruik maken van bewijstheoretische inzichten, is nog veel onduidelijk. Deze bijdrage geeft op basis van rechtspraakonderzoek een beeld hoe rechters oordelen over de betrouwbaarheid en bewijswaarde van bewijsmiddelen, en hoe zij de kwaliteit van de bewijsconstructie waarderen met behulp van het denken in alternatieve scenario’s. Het onderzoek geeft geen aanleiding te denken dat er grote fouten worden gemaakt of verkeerde beslissingen worden genomen. Wel blijkt dat rechters niet altijd even goed gebruik weten te maken van bepaalde relevante bewijsrechtelijke toetsstenen. Teneinde bewijstheorie hanteerbaar te maken voor de praktijk is voorts een belangrijke vraag in welke gevallen de rechter nu zou moeten denken in scenario’s.
Blinde vlekken in de herziening van het Wetboek van Strafvordering
Het getuigenverhoor bij de R-C als voorbeeld
Het Wetboek van Strafvordering wordt herzien. Niet uit principiële, rechtsstatelijke, mensenrechtelijke of ideologische motieven, maar als ‘voorwaardenscheppende maatregel’ ter verbetering van de ‘prestaties van de strafrechtsketen’. Het gaat daarbij niet om de kwalitatieve, maar uitsluitend om de kwantitatieve prestaties van de keten. Logistiek, doorloopsnelheid, hoeveelheid onderhanden werk, zittings- en productiecapaciteit, output de taal is die van een productiemanager van een draadnagelfabriek. Het moge duidelijk zijn dat van een wetgevingsherziening die onder dit gesternte tot stand komt slechts een verdere reductie van de ruimte voor de verdediging kan worden verwacht met alle mogelijke gevolgen voor de inhoudelijke kwaliteit van de prestaties van de keten van dien. Het zou té ambitieus zijn om alle opmerkelijke blinde vlekken in de voorstellen te bespreken of aan te stippen. Volstaan wordt met één uitgewerkt voorbeeld. Dat voorbeeld betreft de normering of beter: het gebrek daaraan van het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris.
De rechter en de mediator
Geen toegang tot de rechter zonder voorafgaande mediation. Een poging tot mediation wordt verplicht. Ondertussen ligt de procedure stil. Dát is een van de nieuwigheden die het initiatiefwetsvoorstel Wet bevordering van mediation in het burgerlijk recht van het VVD-kamerlid Van der Steur ons brengt. Daarin veranderen de naar aanleiding van het vernietigende advies van de Raad van State in het voorstel aangebrachte wijzigingen niets. Het verplichtende karakter doet zonder goede grond afbreuk aan de autonomie van partijen en getuigt van gebrek aan vertrouwen in de rechter. Het verzwakt de aantrekkingskracht van mediation. Zij verdient beter.
Van systemen naar mensen?
Kern van de boodschap die vanuit het Ministerie van VWS begin 2013 verspreid werd middels de beleidsagenda ‘Van systemen naar mensen’ was dat er een omslag plaats moest vinden van ‘het denken in systemen naar het denken in mensen’. Deze omslag zou draaien om ‘de vrijheid die mensen hebben om hun leven in te richten’. De vraag is hoe het met deze beoogde omslag staat. Weerspiegelt ‘het denken in mensen’ én in hun vrijheden zich in de wetgeving die het departement ontwikkeld heeft en die het zoveel en zo snel mogelijk ingevoerd wenst te zien?
Eerder verschenen
NJB 39 (2014)
13 november 2014
NJB 38 (2014)
6 november 2014
NJB 37 (2014)
30 oktober 2014
NJB 36 (2014)
23 oktober 2014
NJB 35 (2014)
15 oktober 2014