Artikelen van Jelle Jansen
Tijdschrift
NJB 11 (2023)
Het ondervragingsrecht ten aanzien van belastende deskundigen in strafzaken
Indien een getuige een verklaring met een belastende strekking heeft afgelegd, moet op basis van de post-Keskin-rechtspraak van de Hoge Raad het belang bij het oproepen en horen van die getuige worden voorondersteld. Van de verdediging mag geen nadere onderbouwing van dit belang worden verlangd. Op 13 september 2022 besliste de Hoge Raad dat deze uitgangspunten niet onverkort van toepassing zijn op de beoordeling van verzoeken tot het horen van belastende deskundigen. Dergelijke verzoeken moeten in de regel door de verdediging worden gemotiveerd. In deze bijdrage wordt het toetsingskader voor een verzoek tot het oproepen en horen van deskundigen in kaart gebracht en worden enkele vragen opgeworpen die richting kunnen geven aan de verdere ontwikkeling en mogelijke aanscherping van dit kader.
De Erfgoedwet en de Tweede Wereldoorlog
Een uit het Nationaal Archief afkomstige, onlangs openbaar gemaakte schatkaart van een door Duitse soldaten verstopte ‘nazi-schat’ spoorde heel wat golddiggers aan naar Ommeren af te reizen om hun geluk, overigens zonder resultaat, te beproeven. Enige jaren geleden werd in de buurt van het Limburgse Meerlo wel een in de Tweede Wereldoorlog aldaar neergestorte Spitfire opgegraven door enkele bewoners uit die streek. Nadat zij een deel van de vondsten op Marktplaats te koop aanboden werden zij vervolgd wegens onder meer het overtreden van de Erfgoedwet. Beide zaken geven aanleiding eens dieper te duiken in de definitie van cultureel erfgoed. De juridische begripsomschrijving blijkt vaag.
We staan er gekleurd op
De uitspraak van het Hof Den Haag van 14 februari 2023 is ondubbelzinnig: selectie voor grenscontroles door de mobiele toezichtsteams van de KMar op grond van etniciteit mag niet. Dat betekent dat staandehoudingen door de politie en andere controles op basis van etnische kenmerken ook niet mogen.
Reactie op Joop van den Berg, ‘Grenzen aan het parlementaire debat’
Joop van den Berg heeft een doorwrocht en interessant artikel geschreven over ontwikkelingen in het parlementaire debat in het Nederlandse parlement en de ordehandhaving tijdens debatten. Met zijn conclusie dat de voorzitter meer ruimte moet krijgen (nemen) om zelfstandig normerend op te treden, ben ik het van harte eens. Tijdens de vergaderingen dienen Kamerleden te accepteren dat de voorzitter de leiding heeft en zo nodig ingrijpt om de orde te handhaven.
Naschrift
Voor Paul Bovend’Eert hebben in het politieke bedrijf normen pas betekenis, zo blijkt uit zijn reactie, als die een juridisch karakter hebben. De jurist zal zich vervolgens allicht ‘op het verkeerde been gezet’ voelen als het gaat om ‘onkreukbaarheid, betrouwbaarheid en integriteit’, zeker als er geen sancties op volgen. Of mijn redeneringen daarom ‘uit de oude doos’ komen of niet, ik denk dat de moraal zijn eigen terrein van werking heeft en zijn eigen discours. In elk geval helpt het niet morele normen en codes te juridiseren en te denken dat die eerst dan betekenis krijgen. Moraal en recht overlappen, dat is waar, maar voor zover mogelijk moeten ze toch van elkaar worden onderscheiden.
Tijdschrift
NJB 40 (2022)
Fertiliteitsfraude in de Nederlandse rechtsorde
Door moderne DNA-technieken en DNA-databases waarin op zoek kan worden gegaan naar verwanten, is aan het licht gekomen dat er Nederlandse gynaecologen zijn die patiëntes met hun eigen zaad hebben geïnsemineerd. Als een dergelijke fertiliteitsfraude aan het licht komt is dat steevast groot nieuws. Maar wat zijn de juridische mogelijkheden van moeders die erachter komen dat hun kind met sperma van de gynaecoloog is verwekt? Civielrechtelijk zou een nieuw type vordering, die van de wrongful fertilisation, uitkomst kunnen bieden, al steekt de verjaringstermijn daar vaak een stokje voor. Omdat een arts bij fertiliteitsfraude opzettelijk handelt en opzettelijk zijn handelingen verhult, kan men de vraag stellen of het strafrecht niet het aangewezen rechtsgebied zou zijn om fertiliteitsfraude aan te pakken. Maar het huidige strafrechtelijke kader biedt nauwelijks soelaas voor de slachtoffers van fertiliteitsfraude. De wetgever is aan zet.
Is de strafbaarstelling van het in het openbaar zoeken naar een draagmoeder of jezelf daartoe aanbieden in strijd met artikel 8 EVRM?
Voor één op de zes mensen is zwangerschap niet vanzelfsprekend.2 Wanneer medische hulp geen soelaas biedt, kan draagmoederschap uitkomst bieden. Een vrouw stelt dan haar lichaam ter beschikking om hierin een zwangerschap te voldragen om daarna het gezag over het geboren kind over te dragen aan de wensouders. Dit klinkt eenvoudig, maar is het in de praktijk niet. Zo is de eerste stap, het in het openbaar zoeken naar een draagmoeder, ingewikkeld door de strafbaarstelling hiervan. In deze bijdrage staat de vraag centraal of deze dertig jaar oude wet inmiddels in strijd is met artikel 8 EVRM. Aanleiding is een reeks jurisprudentie van het EHRM en nieuwe inzichten vanuit de psychologie en pedagogie. De uitkomst is van belang voor het wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming, dat binnenkort wordt toegezonden aan de Tweede Kamer.
Damnatio memoriae in Den Haag?
De slavernij en de banden die vele vooraanstaande leden van ons voorgeslacht ermee hadden staan steeds meer in het middelpunt van de belangstelling. Na excuses van onder andere steden en financiële instellingen voor de betrokkenheid van hun voorgangers bij de slavernij staan excuses namens de Staat op de rol. Ondertussen worden voormalige helden van hun voetstuk getrokken. Hoe zit het eigenlijk met de heren wiens beeltenissen voor de Hoge Raad zetelen? En die er niet staan.
Een sneller verbod van politieke partijen: overbodig en onwenselijk
Het voorstel van Kamerleden Paternotte en Sneller om politieke partijen sneller te verbieden is overbodig en onwenselijk. Overbodig, omdat politieke partijen al verboden kunnen worden op grond van het oude artikel 2:20 BW en de Wet politiek partijen daarvoor een regeling zal gaan bevatten. Onwenselijk, omdat het voorstel de bijzondere positie van politieke partijen miskent.
Tragisch maar helder: Wvggz is geen basis voor de bescherming van toekomstige generaties
Hendriks, Sombroek & De Vries roepen de Hoge Raad op om verplichte anticonceptie (VAC) op grond van de Wet verplichte GGZ (Wvggz) toe te staan en het advies van de A-G Lückers te verwerpen. Hun standpunt is mijns inziens niet houdbaar.
Tijdschrift
NJB 20 (2020)
Wat doet de Europese Unie ter bezwering van de coronacrisis?
De Europese Unie doet haar best een zinnige bijdrage te leveren aan de bestrijding van de coronacrisis, al gaat dat zoals altijd wel op z’n Brussels en ligt het primaat van de crisisbestrijding toch bij de lidstaten zelf. Ook is duidelijk dat de tegenstellingen tussen Noord- en Zuid-Europa door de crisis weer oplaaien. Dat doet zich momenteel vooral gevoelen in relatie tot de vraag naar de financiering van het Europese herstelfonds en de machtsstrijd die nu in alle hevigheid is losgebarsten tussen het Duitse Bundesverfassungsgericht enerzijds en het HvJ EU en de ECB anderzijds. De EU krijgt het nog zwaar te verduren de komende tijd, en dat terwijl zij toch al niet in topconditie verkeerde. Wat volgt is een bespreking van de meest in het oog springende maatregelen die de Europese Unie tot dusver heeft genomen dan wel (mogelijk) gaat nemen ter bestrijding van de coronacrisis.
Geen terughoudende rol van het strafrecht bij de beoordeling van euthanasiezaken
De Hoge Raad heeft de beoordeling van euthanasiezaken (in het bijzonder wanneer sprake is van dementie) van extra duidelijkheid voorzien. Naast de juridische punten waaruit voor het OM lessen vallen te trekken, valt op hoeveel waarde de Hoge Raad hecht aan het (eigenstandige) oordeel van arts, RTE en IGJ. Daarbij zijn verschillende accenten te herkennen: de arts en de RTE moeten vooral hun oordeel goed inzichtelijk (blijven) maken en de IGJ moet zelfstandig het al dan niet bestaan van een tuchtrechtelijk verwijt beoordelen. Uit het arrest volgt tevens dat de wettelijke taak die aan het OM is toegekend ter handhaving van artikel 293/294 Sr ook bij levensbeëindigend handelen door artsen op verzoek van hun patiënten, onaangetast is gebleven.
Schatvinding en de bescherming van cultureel erfgoed in Nederland en Engeland
Vanuit cultuurhistorisch oogpunt pakt het soms ongelukkig uit dat de Erfgoedwet niet van toepassing is op de toevallige vondst van een schat. Een vergelijking met het Engelse stelsel is hier nuttig. Zij maakt duidelijk dat het niet moeilijk is een stelsel te verzinnen dat de publieke belangen beter dient, zonder de private belangen te verkwanselen en de vinder in de verleiding te brengen zijn vondst te verheimelijken, om te smelten of te verpatsen. Een stelsel naar Engelse snit maakt een einde aan het onhoudbare onderscheid tussen toevalsvondsten en opgravingsvondsten, zorgt voor een uniform regime voor schatvinding en beschermt cultureel erfgoed beter dan het huidige. Bovendien vormt het een mooi compromis tussen de middeleeuwse regel dat de Vorst de eigendom van schatten verwerft, en de Romeinse regels die de ontdekker en de grondeigenaar in de eigendom laten delen.
Uitleg revisited
Op rechtspraak.nl trok de uitspraak van de Hoge Raad van 31 januari 2020 mijn aandacht. Het ging in die zaak over uitleg. Eerder schreef ik over uitleg in het NJB. Ik bepleitte, kort gezegd, dat het ongewenst is dat via de weg van uitleg (vermijdbare) gebreken of slordigheden in een overeenkomst (achteraf) rechtgezet (kunnen) worden.
Tijdschrift
NJB 10 (2016)
Aansprakelijkheid, zelfrijdende auto’s en andere zelfbesturende objecten
In dit artikel wordt de aansprakelijkheidsvraag bij zelfrijdende auto’s benaderd vanuit de positie van het slachtoffer, degene die wordt aangereden door een zelfrijdende auto. De verschillende aansprakelijkheidsgrondslagen die het slachtoffer ten dienste staan, zullen worden besproken. Zo wordt ingegaan op artikel 185 WVW, op aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad, productaansprakelijkheid en aansprakelijkheid voor gebrekkige roerende zaken. De laatste blijkt een sleutelrol te spelen, met als bepalende factor de wijze waarop artikel 6:173 BW wordt geïnterpreteerd: geldt daar een strenge norm die aansluit bij de maat-bestuurder voor gewone auto’s, of geldt daar een beperkte norm die aansluit bij de (beperkte) stand der techniek?
‘You need someone whose hands are dirty to find dirt’
Strafbare klokkenluiders moeten niet bij voorbaat worden uitgesloten van een geldelijke beloning. De Amerikaanse praktijk wijst uit dat juist insiders over belangrijke informatie beschikken.
De regulering van het vuurwapenbezit in de Verenigde Staten
Na de zoveelste schietpartij met dodelijke slachtoffers is de roep om strengere regulering van vuurwapenbezit in de Verenigde Staten groter dan ooit. Federale wetgeving die daarin voorziet, is tot op heden uitgebleven. Begin januari kondigde President Obama maatregelen aan die de aanschaf van vuurwapens strenger reguleren. In sommige staten zijn vergelijkbare maatregelen van kracht. Op 7 december 2015 heeft het Supreme Court geweigerd een tegen een van deze maatregelen ingesteld beroep in behandeling te nemen. Deze beslissing kan worden gezien als een belangrijk signaal dat de mogelijkheden tot regulering van het vuurwapenbezit in de Verenigde Staten groter zijn dan vaak wordt gesuggereerd.
Reactie op vuilnis in het vermogensrecht
In het NJB van 5 februari 20162 schrijft Jelle Jansen onder de opvallend goed gekozen titel ‘Vuilnis in het vermogensrecht’ een tot nadenken stemmende bijdrage over de vraag naar de eigendom van vuilnis. In deze bijdrage geef ik aan waarom ik zijn analyse niet deel.
Vuilnis in het vermogensrecht (II)
Anders dan Wibier stelt, trek ik geen parallel tussen de muntenworp in de Oudheid en het hedendaagse buitenzetten van vuilnis. De opvatting waarin het buitenzetten van vuilnis een aanbod is tot overdracht aan een onbekende noem ik onwerkelijk. Evenmin acht ik zoals Wibier suggereert het oordeel van de rechtbank inzake de met geld gevulde enveloppen onjuist.
Tijdschrift
NJB 5 (2016)
Het rechtskarakter van procesreglementen en andere rechtersregelingen
In de moderne rechtspleging zijn rechtersregelingen niet meer weg te denken. In het kader van de vereenvoudiging en digitalisering van het civiele proces en de digitalisering van de procedure in het bestuursrecht speelt de ontwikkeling van nieuwe procesreglementen een belangrijke rol. Het vernieuwingsprogramma ‘Kwaliteit en innovatie rechtspraak’ (KEI) gaat er van uit, dat ‘de rechtspraak’ verantwoordelijk is voor de uitwerking en concretisering van de nieuwe (digitale) rechtsgang in procesreglementen en nieuwe werkprocessen. Over het rechtskarakter van deze procesreglementen en van andere materieelrechtelijke rechtersregelingen bestaat echter nog altijd veel onduidelijkheid.
Vuilnis in het vermogensrecht
Hoe steekt het alledaagse aanbieden van afval privaatrechtelijk eigenlijk in elkaar? Is er sprake van overdracht aan het bedrijf dat het afval verwerkt, of doet degene die het afval aanbiedt afstand van bezit en eigendom? Wat is anders gezegd het verschil tussen overdracht en prijsgeving en hoe werd daar in het Romeinse recht mee omgegaan?
(Media)Code ORANJE
De privacybescherming tegen perspublicaties was het doel van het artikel ‘The right to privacy. The Implicit Made Explicit’ van de Amerikaanse juristen Warren en Brandeis in 1890. Dit artikel wordt gezien als de oorsprong van het recht op privacy. In 2005 publiceerde de Rijksvoorlichtingsdienst de mediacode, die dezelfde doelstelling heeft maar dan voor leden van het koninklijk huis. Kan deze code (juridisch) functioneren na de Caroline en Albert van Monaco-arresten en hoe verhoudt hij zich tot de bijzondere positie van ons staatshoofd en de overige leden van het koninklijk huis?
KEI: Kans of keurslijf?
De Raad voor de rechtspraak en de gerechtsbesturen zetten vaart achter de uitvoering van het digitaliseringsproject Kwaliteit en Innovatie (KEI). Naast digitalisering van de informatiestroom wordt daarbij ook gestreefd naar een daarmee samenhangende wijziging in de organisatie van ‘het rechtspreken’. Dit met name door procedurele beslissingen niet meer door of namens de behandelend rechter te laten nemen, maar deze te beleggen bij medewerkers die een (al dan niet landelijke) ‘regiefunctie’ hebben. Deze dienen niet te beslissen volgens de door de behandelend rechter met kennis van het dossier gegeven instructies, maar strikt volgens landelijke richtlijnen. Dit kan tot gevolg hebben dat bijvoorbeeld een verzoek om uitstel voor een proceshandeling of zitting wordt afgewezen wegens strijd met het landelijk procesreglement, terwijl honorering van dat verzoek voor de hand zou liggen gelet op het door de behandelend rechter gewenste maatwerk bij de aanpak van de betreffende zaak. De bijzonderheden van een zaak kunnen zeer wel een afwijking van uniforme richtlijnen rechtvaardigen, bijvoorbeeld omdat het van belang is dat een betrokkene die op de geplande datum afwezig is wel ter zitting verschijnt, of omdat de kans op een schikking daardoor wordt vergroot, of omdat onnodig appel daardoor kan worden voorkomen, iets dat bij uitstek ter beoordeling is van de behandelend rechter. In het artikel ‘Tegenlicht’ (NJB 2015/2005, afl. 40, p. 2800) werd reeds gesignaleerd dat door het ‘(
) zoveel als mogelijk in eenzelfde mal (
)’ persen van procedures de kwaliteit onder druk komt te staan. Onderstaande verklaring vraagt de aandacht van alle betrokken rechters en bestuurders voor het feit dat bij de invoering van KEI enerzijds druk wordt uitgeoefend om tot uniformering van maatstaven en processen te komen, terwijl anderzijds geen aandacht wordt besteed aan de vraag op welke wijze digitalisering de kwaliteit van de rechtspraak kan verhogen door het inbouwen van mogelijkheden voor snel en efficiënt maatwerk door de behandelend rechter.
De auteursrecht-claim van het Anne Frank Fonds is immoreel
De auteursrechtelijke aanspraken van het Anne Frank Fonds, in al hun spitsvondige veelzijdigheid, zijn immoreel. Voor de Zwitserse organisatie is er geen betere zet denkbaar dan publiekelijk afstand doen van ieder auteursrecht dat zij ten aanzien van het dagboek van Anne Frank nog denkt te hebben. Zo kunnen de gespannen relaties met uitgeverijen, wetenschappers, schrijvers en filmmakers in één klap worden verbeterd. Dat biedt ruime mogelijkheden voor een doorstart in het post-monopolie-tijdperk.