Wet van 24-06-2020, Stb. 2020, 224

Wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regeling inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling (Wet straffen en beschermen)

—Deze wet strekt tot wijziging van de regeling inzake detentiefasering, waaronder in het bijzonder de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.), in de Penitentiaire beginselenwet en in het Wetboek van Strafrecht. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het Regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst. In de eerste plaats wordt de reeds ingezette persoonsgerichte aanpak, waarbij meer nadruk ligt op de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde en zijn gedrag, van een wettelijke basis voorzien. Beperkt beveiligde afdelingen worden behouden. Wel wordt een wijziging aangebracht in de invulling die daaraan wordt gegeven ten opzichte van de huidige (Zeer) Beperkt Beveiligde Inrichtingen ((Z)BBI’s). Het verschil met de huidige (Z)BBI’s is dat het automatisch toegekende algemene en regimesgebonden verlof wordt vervangen door een verlofsysteem waarbij per gedetineerde wordt bekeken voor welke verlofsoorten hij in aanmerking komt en waarbij verlof steeds uitdrukkelijk is verbonden aan een concreet re-integratiedoel. Dit past binnen de ingezette persoonsgerichte aanpak. Re-integratieverlof kan alleen worden toegekend in de laatste fase voorafgaand aan de eventuele deelname aan een penitentiair programma of (voorwaardelijke) invrijheidstelling. Dat betekent dat gedetineerden ook pas in die fase in aanmerking kunnen komen voor overplaatsing naar een beperkt beveiligde afdeling: alleen gedetineerden aan wie re-integratieverlof voor extramurale arbeid zal worden verleend, kunnen worden overgeplaatst naar een beperkt beveiligde afdeling. Dit zal worden vastgelegd in penitentiaire regelgeving. Niet alleen het gedrag van de gedetineerde gedurende de hele detentie en de inspanningen die nodig zijn op de vijf basisvoorwaarden voor een succesvolle re-integratie wegen mee bij de beslissing over verlof, maar ook eventuele risico’s en de belangen van slachtoffers en de samenleving als geheel.

In de tweede plaats wordt het stelsel van de voorwaardelijke invrijheidstelling gewijzigd. Veroordeelden zullen niet meer van rechtswege in aanmerking komen om voorwaardelijk in vrijheid te worden gesteld. In plaats daarvan zal per individuele gedetineerde een beslissing worden genomen over diens voorwaardelijke invrijheidstelling (en de in het kader daarvan op te leggen voorwaarden). Ook bij de beslissing over de v.i. zullen het gedrag van de gedetineerde gedurende de hele detentie, eventuele risico’s en slachtofferbelangen en de belangen van de samenleving als geheel belangrijke wegingsfactoren zijn. Het openbaar ministerie neemt – mede op basis van adviezen van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), de reclassering, eventueel het lokale parket en op grond van informatie van slachtoffers – de beslissing over het verlenen van v.i., de daarbij op te leggen voorwaarden en, zo nodig, de herroeping van de v.i. Het openbaar ministerie zal ten behoeve van de beslissing over de v.i.-verlening in zware en complexe zaken worden ondersteund door een adviescollege, dat naast uit een lid van het OM, zal bestaan uit externe deskundigen. De v.i.-periode zal worden gehandhaafd op maximaal een derde van de opgelegde straf. De periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt in aanvulling daarop gemaximeerd op twee jaar.

Het penitentiair programma biedt een voorwaardelijk kader om gedetineerden geleidelijk voor te bereiden op hun terugkeer in de samenleving. Dit programma vormt daarmee een belangrijk onderdeel van de detentiefasering in gevallen waarin het voorwaardelijk kader van de v.i. niet beschikbaar is. Het penitentiair programma blijft dan ook behouden. Wel wordt de bestaande overlap met de v.i. opgeheven. Dit betekent dat het penitentiair programma wordt gereserveerd voor straffen waarbij een gedetineerde niet in aanmerking kan komen voor v.i. (straffen van (samen) een jaar of korter). Ook zullen de criteria voor deelname aan het penitentiair programma – door aanpassing van de penitentiaire regelgeving – meer worden gelijkgesteld aan de criteria voor het verlenen van v.i.

Tot slot worden, met het oog op recidivevermindering, de nazorg op de vijf basisvoorwaarden voor een geslaagde re-integratie – werk en inkomen, identiteitsbewijs, zorg, schuldhulpverlening en onderdak – en de informatie-uitwisseling daarover met gemeenten beter ingebed. Daartoe wordt aan deze basisvoorwaarden ook aandacht besteed in het detentie- en re-integratieplan en wordt een grondslag opgenomen voor een algemene maatregel van bestuur waarin regels worden opgenomen over het uitwisselen van gegevens tussen DJI, de gemeente en de reclassering. Ook zal een wettelijke basis worden opgenomen voor het verlenen van toegang tot de inrichting van instanties die betrokken zijn bij de nazorg (de gemeente en de reclassering).

Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 31-05-2021, Stb. 2021, 252

Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen (Stb. 2020, 224)

—De artikelen I, onderdelen B en D, IV, onderdelen 1 en 2, en IVc van de treden in werking met ingang van 01-12-2021.

Kamerstukken