Wet van 07-07-2021, Stb. 2021, 425

Wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten te verruimen

—Deze wet strekt tot wijziging van de Woningwet ter verbetering van de werking, uitvoerbaarheid en toekomstbestendigheid van de Woningwet door meer mogelijkheden te geven voor lokaal maatwerk, ruimte te geven voor meer risicogericht toezicht en de administratieve lasten te beperken. Om dit te bereiken worden onnodige detailregels geschrapt, wordt de stapeling van waarborgen weggenomen, en worden regels vereenvoudigd en verduidelijkt. De wijzigingen komen voort uit de evaluatie van de in 2015 herziene Woningwet, het rapport van de commissie Van Bochove in opdracht van Aedes en de aanbevelingen van de Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties (VTW).

Bij de behandeling in de Tweede Kamer zijn diverse amendementen aangenomen:

  • nr. 48 dat de maximale duur om woonruimte tijdelijk te verhuren met één jaar verlengt tot max. drie jaar;
  • nr. 53 over opkoopbescherming. Dit instrument biedt gemeenten de mogelijkheid om gebiedsgericht de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope en middeldure koopwoningen tegen te gaan;
  • nr. 43 over het vaststellen van een woonvisie door gemeenten. Daarmee wordt beter recht gedaan aan de zeggenschap van huurders en woningcorporaties en is de democratische legitimatie van woonbeleid duidelijker gewaarborgd. Gemeenten krijgen na vaststelling een jaar de tijd om een woonvisie op te stellen;
  • nr. 24 over verduurzaming van de woningvoorraad als wettelijke kerntaak van woningcorporaties;
  • nr. 54 over het schrappen van de herhaaldelijkheidseis bij het opleggen van een bestuurlijke boete bij overtreding van de verboden die zijn opgenomen in artikel 1b. Zo kunnen overtreders die de goede staat en het (brandveilig) gebruik van gebouwen overtreden direct een bestuurlijke boete opgelegd krijgen;
  • nr. 51 over een hardheidsclausule. Indien de wet een onbedoeld gevolg heeft, moet er de mogelijkheid bestaan daarvan af te wijken zodat er geen negatief gevolg optreedt voor de volkshuisvesting;
  • nr. 50 over een opzeggingsgrond bij flexwoningen. Het amendement voegt aan art. 7:274 lid 1 BW een opzeggingsgrond toe. Daarmee kan een huurovereenkomst woonruimte, waarvoor slechts een omgevingsvergunning voor bepaalde tijd is verleend, en dus aan het einde van de vergunningstermijn moet worden verwijderd, rechtsgeldig worden opgezegd tegen het einde van de vergunningstermijn.

Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 01-12-2021, Stb. 2021, 601

Besluit houdende vaststelling van de tijdstippen van inwerkingtreding van artikel II van de Wet van 29 mei 2019 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 ter verduidelijking van woonruimteverdeling van middenhuurwoningen en van de Woningwet ter vereenvoudiging van de goedkeuringsprocedure voor werkzaamheden die niet behoren tot diensten van algemeen economisch belang (Wet maatregelen middenhuur) (Stb. 2019, 207), de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten te verruimen (Stb. 2021, 425) en het Besluit van 17 november 2021 tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet (Stb. 2021, 570)

—De genoemde wetten en het besluit treden alle in werking met ingang van 01-01-2022.

Kamerstukken