Wet van 25 mei 2022, Stb. 2022, 188

Wet tot wijziging van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 teneinde de uitvoeringslasten bij het aanbesteden van diensten als bedoeld in die wetten te verlichten, alsmede grondslagen op te nemen voor het stellen van regels die bij de inkoop of subsidiëring van die diensten in acht worden genomen (Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015)

—Gemeenten die bepaalde vormen van zorg voor jeugdigen of maatschappelijke ondersteuning willen inkopen en daarbij de beste aanbieders willen selecteren, zullen hun opdrachten vaak moeten aanbesteden. Daarbij gelden de regels van de Aanbestedingswet 2012. In de praktijk blijken de aanbestedingsregels voor de zorg voor jeugdigen en de maatschappelijke ondersteuning te knellen. Daarom streeft het kabinet naar een wijziging van de Aanbestedingsrichtlijn zodanig, dat diensten op het terrein van het sociaal domein waarvoor geen grensoverschrijdende interesse bestaat, worden uitgezonderd van de werking van de Aanbestedingsrichtlijn. Zo’n wijziging is op korte termijn echter niet te verwachten. De Minister van VWS heeft daarom samen met gemeenten en aanbieders een programma laten inrichten dat de gemeenten ondersteunt bij het aanbesteden en ­– ­breder – het inkopen van zorg voor jeugdigen en maatschappelijke ondersteuning. Deze wet past een in de Jeugdwet en de Wmo 2015 opgenomen regel aan die het organiseren van een binnen de Aanbestedingsrichtlijn en daarmee de Aanbestedingswet 2012 toegestane, vereenvoudigde aanbestedingsprocedure belemmert. De wet bevat ook een delegatiebepaling op grond waarvan regels kunnen worden vastgesteld ter bepaling van wat reële prijzen voor de zorg van jeugdigen zijn. Ook bevat de wet een delegatiebepaling op grond waarvan zo nodig regels kunnen worden vastgesteld over aan welke zorgvuldigheidseisen moet worden voldaan bij de inkoop of subsidiëring van de zorg voor jeugdigen.

Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 16 juni 2022, Stb. 2022, 241

De wet treedt in werking met ingang van 1 juli 2022, met uitzondering van artikel II, onderdelen C en D, en artikel III.

Inwerkingtredingsbesluit van 11 maart 2024, Stb. 2024, 55

Besluit houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdelen C en D, en artikel III van de wet tot Wijziging van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 teneinde de uitvoeringslasten bij het aanbesteden van diensten als bedoeld in die wetten te verlichten, alsmede grondslagen op te nemen voor het stellen van regels die bij de inkoop of subsidiëring van die diensten in acht worden genomen (Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015; Stb. 2022, 188)

—Met dit inwerkingtredingsbesluit treden artikel II, onderdelen C en D, en artikel III van de Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015 op 1 juli 2024 in werking. De overige delen van deze wet zijn in werking getreden op 1 juli 2022. Hiermee is het aanbesteden volgens het zogenoemde ‘verlicht regime’ vergemakkelijkt door de plicht om te gunnen op de ‘economisch meest voordelige inschrijving’ (emvi-criterium) uit beide wetten te schrappen.

Met artikel II, onderdelen C en D, wordt ook aan de Wmo 2015 de mogelijkheid toegevoegd om bij of krachtens amvb zorgvuldigheidseisen voor de inkoop of subsidiëring te regelen. Deze eisen worden opgenomen in het Besluit tot wijziging van het Besluit Jeugdwet en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, houdende regels ter bevordering van een goede verhouding tussen de prijs en de kwaliteit van door gemeenten te bekostigen preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering, alsmede enige technische wijziging. Deze amvb zal eveneens in werking treden op 1 juli 2024.

Artikel III betreft een evaluatiebepaling die verplicht om de Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015 binnen vijf jaar te evalueren.

Kamerstukken