Wet van 03-06-2020, Stb. 2020, 177

Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet in verband met de herziening van het beslag- en executierecht

—Het doel van deze wet is om te voorkomen dat een schuldenaar door een beslag niet meer in zijn bestaansminimum kan voorzien, om het beslag- en executierecht efficiënter en eenvoudiger te maken en om te voorkomen dat een beslag puur als pressiemiddel wordt gebruikt. Daartoe wordt het beslag- en executierecht op een aantal punten gewijzigd. Bij deze herziening worden de volgende drie uitgangspunten gehanteerd.

1. Het bestaansminimum van schuldenaren dient geborgd te zijn bij beslag en executie

Zo regelt de wet dat er een beslagvrij bedrag bij beslag op een bankrekening wordt ingevoerd en dat het beslagverbod op roerende zaken, niet registergoederen, wordt gemoderniseerd. De met de beslagvrije voet bij een beslag op inkomen vergelijkbare regeling wordt ingevoerd voor bankbeslag (het beslagvrije bedrag genoemd), zowel voor conservatoir- als executoriaal bankbeslag. De regeling moet voorkomen dat de regeling van de beslagvrije voet wordt doorkruist doordat er beslag wordt gelegd op de bankrekening van de schuldenaar (bijvoorbeeld net nadat daarop het inkomen is gestort) in plaats van op het loon of de uitkering zelf, puur om beslagvrije voet te omzeilen. Uiteraard is het aan de schuldeiser om te bepalen of hij beslag legt onder bijvoorbeeld de inkomensverstrekker of de bank. Voor de schuldenaar is echter van belang dat hij niet onder het bestaansminimum uitkomt door een beslaglegging. De schuldenaar moet ook als er beslag wordt gelegd op zijn banktegoed leefgeld overhouden om in zijn primaire levensbehoeften te voorzien, zoals het kopen van eten, het betalen van de huur of hypotheek, zorgpremies en gas en elektra. Dit wordt geregeld door in artikel 475a te bepalen dat een bankbeslag op een tegoed dat een natuurlijk persoon op een bankrekening heeft, zich niet uitstrekt tot een bepaald bedrag dat verschilt per leefsituatie.

De modernisering van de regeling in Rv op grond waarvan bepaalde roerende zaken, niet registergoederen, vrij van beslag dienen te blijven krijgt vorm door een verduidelijking en een uitbreiding van de lijst van beslagvrije zaken. Doel van de wet is het bij de tijd brengen van het beslagverbod roerende zaken zodat de regeling naar de huidige maatstaven van een democratische rechtsstaat en welvarende verzorgingsstaat voorziet in een humane behandeling van de schuldenaar bij het leggen van beslag op zijn roerende zaken, niet registergoederen.

2. De beslaglegging en de daaruit voortvloeiende executie moeten zo effectief en efficiënt mogelijk plaatsvinden

Ten eerste wordt geregeld dat een overgang van een vordering op een rechtsopvolger in bepaalde gevallen niet meer hoeft te worden betekend aan de schuldenaar, maar schriftelijk kan worden medegedeeld. Ten tweede wordt de kantonrechter bevoegd gemaakt in executiegeschillen die rijzen over de tenuitvoerlegging van een titel. Daarnaast wordt de mogelijkheid ingevoerd om administratief beslag te leggen op motorrijtuigen (zoals auto’s en aanhangwagens). Ook wordt wettelijk geregeld dat roerende zaken op een online executieveiling kunnen worden verkocht en wordt het vereiste van aankondiging van de verkoop van het beslagene in een dagblad en door het aanslaan van biljetten vervangen door een aankondiging via een algemeen toegankelijke website. Daarnaast wordt bij een derdenbeslag de termijn verkort waarbinnen de betrokken derde (bijvoorbeeld de werkgever) moet verklaren wat door het beslag is getroffen. Verder wordt de mogelijkheid ingevoerd voor de deurwaarder om voorafgaand aan de beslaglegging te vragen of iemand daar bankiert, zodat er geen onnodige beslagexploten hoeven te worden betekend aan de bank.

3. Indien beslag dient ter verhaal mag het niet louter worden ingezet als pressiemiddel

Dit wordt geregeld door in de wet te verankeren dat beslag en executie van roerende zaken, niet-registergoederen, in beginsel achterwege dienen te blijven als redelijkerwijs voorzienbaar is dat de kosten de baten overstijgen.

Inwerkingtreding 

Inwerkingtredingsbesluit van 15-07-2020, Stb. 2020, 277

Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 3 juni 2020 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet in verband met de herziening van het beslag- en executierecht (Stb. 2020, 177)

—De wet treedt in werking met ingang van 01-10-2020, met uitzondering van:

  • artikel I, onderdelen T, onder 2 en 4, U, V, W, onder 2, X, en DD, en artikel VI, die in werking treden met ingang van 01-01-2021;
  • artikel I, onderdelen D, onder 2, F, Za en CC, die in werking treden met ingang van 01-04- 2021.

Kamerstukken