Wet van 10-07-2013, Stb. 2013, 292 en inwerkingtredingsbesluit van 19-07-2013, Stb. 2013, 321.

Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, en enkele andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het financieren van terrorisme (strafbaarstelling financieren van terrorisme)

—Het Nederlandse beleid en de Nederlandse wetgeving inzake de bestrijding van witwassen en het financieren van terrorisme zijn in 2010 geëvalueerd door de Financial Action Task Force (FATF). De FATF, ingesteld door de G8, vervult internationaal een voortrekkersrol in de strijd tegen witwassen en het financieren van terrorisme.
In het evaluatierapport over Nederland dat begin 2011 verscheen uitte de FATF kritiek op de wijze van strafbaarstelling van het financieren van terrorisme. Deze wijkt af van de wijze van strafbaarstelling in het merendeel van de FATF-lidstaten, die hebben gekozen voor een zelfstandige strafbaarstelling. Met deze wet wordt in het Wetboek van Strafrecht een autonome strafbaarstelling van het financieren van terrorisme opgenomen en wordt dit misdrijf overeenkomstig de aanbevelingen in het rapport van de FATF apart in de wet gepositioneerd. In het Wetboek van Strafrecht BES wordt eveneens een separate strafbaarstelling van het financieren van terrorisme opgenomen, daar de regels van de FATF ook van toepassing zijn op de BES-eilanden.
De zelfstandige strafbaarstelling is gebaseerd op artikel 2 van het VN Verdrag en de daarop voortbordurende Interpretive Note bij Aanbeveling 5. De vier belangrijkste onderdelen van de voorgestelde strafbepaling zijn de omschrijving van de financieringshandeling, van het opzet van de dader, van de misdrijven waarop de financiering ziet en de gekozen strafpositie.


De financieringshandelingen

Het financieren van terrorisme kan in de praktijk een veelvoud aan verschillende verschijningsvormen aannemen. Het gaat in ruime zin om alle wijzen waarop in financieel en economisch opzicht steun wordt geboden aan het plegen van daden van terrorisme of feiten die daarmee direct verband houden. In de delictsomschrijving wordt dit samengevat als ‘het verlenen van geldelijke steun’, waaronder moet worden verstaan het verlenen van enig in geld waardeerbaar voordeel. Het doet niet ter zake om welke voorwerpen het gaat waarmee het voordeel wordt verleend, noch of deze een legale of illegale herkomst hebben.
De financieringshandelingen zelf kunnen divers van aard zijn. Het kan gaan van het werven van fondsen, het voorhanden hebben van geld dat dient om een aanslag te financieren, het geven van informatie over financiering, tot het daadwerkelijk ter beschikking stellen van geldelijke steun. In de kern gaat het om ‘het vergaren of het aan een ander verstrekken’ van fondsen, zoals omschreven in artikel 2, eerste lid, van het VN Verdrag. Dit wordt tot uitdrukking gebracht door de termen ‘verzamelen’, ‘verwerven’ en ‘aan een ander verschaffen’ op te nemen in de voorgestelde delictsomschrijving. Echter is besloten de reikwijdte van de strafbaarstelling te verbreden, en daarmee de mogelijkheden voor strafrechtelijke vervolging te verruimen, door ook de feitelijke situatie van het voorhanden hebben van voorwerpen die dienen tot het financieren van terrorisme onder het bereik van de strafwet te brengen.


Het opzet van de dader op het financieren van terrorisme

Het vereiste van opzet bij de dader komt tot uitdrukking in de delictsomschrijving door opneming van de term ‘opzettelijk’. Artikel 2 van het VN Verdrag verplicht tot – ten minste – strafbaarstelling van verstrekking van financiële middelen als dit geschiedt ‘met de bedoeling of met de wetenschap dat’ deze worden gebruikt om terroristische daden te plegen. De dader behoeft niet het oog te hebben op het financieren van een specifiek misdrijf, bijvoorbeeld een aanslag op een bepaald doelwit. Bewezen moet worden dat het opzet van de dader is gericht op het financieren van een misdrijf als genoemd in het artikel, zonder dat daarbij van belang is om welk misdrijf het exact gaat.

 

De misdrijven waarop de financiering ziet

Dit onderdeel van de strafbaarstelling is complex. Dat is het gevolg van de formulering van artikel 2 van het VN Verdrag, overgenomen in het definitiekader bij FATF-Aanbeveling 5 (zie de definitie van ‘terrorist act’ in de Glossary bij de FATF-aanbevelingen) (te vinden op www.fatf-gafi.org). De daden van terrorisme waarop de financiering kan zien, zullen in de eerste plaats zijn die welke in het Wetboek van Strafrecht als terroristisch misdrijf zijn aangemerkt door de Wet terroristische misdrijven (Stb. 2004, 290), Daarnaast wordt de financiering van de misdrijven ter voorbereiding en vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf strafbaar gesteld. Het VN Verdrag bevat ook de verplichting om financiering van gedragingen strafbaar gesteld in negen VN verdragen inzake vliegtuigkaping, gijzeling, aanslagen op internationaal beschermde personen, lucht- en scheepvaartmisdrijven, kernmateriaal en terroristische bomaanslagen strafbaar te stellen. Daarom is in het tweede lid van artikel 421 Sr gekozen voor een opsomming van de Nederlandse strafbepalingen die zorgdragen voor strafbaarstelling van het financieren van de gedragingen genoemd in desbetreffende VN verdragen.

 

Het strafmaximum

Het opstellen van een autonome strafbaarstelling inzake het financieren van terrorisme noopt tot het maken van een keuze voor een op te nemen maximumstraf. Gekozen is een maximumstraf van acht jaar gevangenisstraf of geldboete van de vijfde categorie.

Inwerkingtreding m.i.v. 01-09-2013.

 

Kamerstukken