De Raad voor de rechtspraak vindt dat er nagedacht moet worden over een toetsende rol van de rechter-commissaris bij het inzetten van criminele burgerinfiltranten. De Raad heeft een position paper aangeboden aan de Tweede Kamer, die nader geïnformeerd wilde worden over het opsporingsmiddel van de criminele burgerinfiltrant. De minister van Veiligheid en Justitie wil dit middel kunnen inzetten bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit. De Raad ziet zowel voor- als nadelen bij een toetsende rol van de rechter-commissaris.
Het breder inzetten van criminele burgerinfiltranten werd begin juli dit jaar door de minister per brief aan de Tweede Kamer voorgesteld. Op dit moment kan dit type infiltrant alleen worden ingezet bij opsporing van terroristische misdrijven. De inzet van criminele burgerinfiltranten is omstreden sinds in 1996 de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden (commissie-Van Traa in de zogenoemde IRT-affaire) misstanden aan het licht bracht. Infiltranten bleken betrokken bij het doorlaten van grote partijen drugs en de betrokken instanties dreigden de regie te verliezen. Als reactie hierop verbood de Tweede Kamer met een motie de inzet van de criminele burgerinfiltrant. Later werd een uitzondering gemaakt voor terreurbestrijding.
Toetsende rol
Nu wil de minister de criminele burgerinfiltrant gaan inzetten ‘in zeer uitzonderlijke gevallen van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit en gesloten criminele groeperingen’. In die gevallen is volgens de minister duidelijk behoefte aan opsporing, terwijl alternatieve opsporingsmiddelen niet voldoen. Verschillende Tweede Kamerfracties vragen zich af of de rechtercommissaris voorafgaand aan een eventuele inzet een toetsende rol zou moeten krijgen. De minister vindt dit niet nodig en stelt dat er al voldoende waarborgen zijn.
De Raad voor de rechtspraak gaat er vanuit dat de lessen uit het verleden worden betrokken bij de hernieuwde inzet van dit ‘ingrijpende middel’. Verder blijft de Raad buiten de bredere discussie over het al dan niet inzetten van de criminele burgerinfiltrant. Wel denkt de Raad graag mee over een eventuele toetsende rol vooraf door de rechter-commissaris. In de bestaande regeling komt de rechter pas in beeld wanneer er achteraf een rechterlijke toetsing van de infiltratie plaatsvindt. Een vroege rechterlijke toets vergroot de kans dat het door de infiltrant verzamelde bewijsmateriaal in de uiteindelijke rechtszaak standhoudt. Anderzijds kan een toets vooraf door de rechter-commissaris de indruk kunnen wekken dat het inzetten van de infiltrant voortdurend ‘gedekt’ is, onafhankelijk van de vraag hoe deze infiltrant in een concreet geval opereert. Die indruk is gezien het ‘onvoorspelbare karakter’ van dit bijzondere opsporingsmiddel ongewenst. In het algemeen pleit de Raad ervoor om verder na te denken over de inzet van de criminele burgerinfiltrant en de bijbehorende toetsingsprocedure.