Het Hof 's-Hertogenbosch heeft in een uitspraak van 6 maart 2024 geoordeeld dat er onduidelijkheid bestaat over de vergoeding van immateriële schade bij geringe financiële belangen in WOZ-zaken en de vergoeding van griffierecht. Het Hof stelt daarom prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.

Al langer speelt de vraag of in bepaalde geschillen, met name waarin sprake is van geringe financiële belangen, een vergoeding redelijk is en of de vergoeding niet op een lager bedrag moet worden vastgesteld. De rechtbanken en gerechtshoven oordelen daarover verschillend. Het hof is bekend met de conclusie van A-G Wattel van 17 november 2023 (ECLI:NL:PHR:2023:1042) en onderschrijft de door hem getrokken conclusies. Het ligt in de rede om de beslissing van de Hoge Raad af te wachten. Het hof acht echter de kans aanwezig dat de Hoge Raad in die zaak zich niet zal uitlaten over deze kwesties, aangezien het voor de beslissing in die zaak niet noodzakelijk is om op het punt van de vergoeding voor immateriële schade in te gaan op de voorstellen van de A-G en het financiële belang gering is.

Arrest hof

Het hof verzoekt de Hoge Raad de volgende vragen door middel van een prejudiciële beslissing te beantwoorden:

  1. Staat een beding waarin is overeengekomen dat een door de rechter te bepalen vergoeding voor immateriële schade ten goede komt aan de rechtsbijstandverlener, in de weg aan het toekennen van een dergelijke vergoeding aan de belanghebbende?
  2. Dient de zogenoemde ‘bagatel-grens’ van € 15 - waarbij kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden zonder dat een vergoeding voor immateriële schade wordt toegekend - te worden verhoogd en zo ja, tot welk bedrag?
  3. Dient de vergoeding voor immateriële schade te worden gemaximeerd op het pleitbare financiële belang bij de procedure?
  4. Dient de vergoeding voor immateriële schade in procedures over de WOZ (en eventueel andere heffingen) te worden gemaximeerd op € 50 per zes maanden overschrijding?
  5. Dient griffierecht te worden vergoed in zaken waarin titel 8:4 Awb van toepassing is en het (hoger) beroep in de hoofdzaak ongegrond is, maar een vergoeding voor immateriële schade wordt toegekend?

ECLI:NL:GHSHE:2024:699

Bron: www.rechtspraak.nl

Laatste nieuws