Nederlands Juristenblad 34
9 oktober 2014
2014/10
De Eerste Kamer en het politieke primaat van de Tweede Kamer
Lessen uit het buitenland
Het zittende kabinet heeft een meerderheid in de Tweede Kamer, maar niet in de Eerste Kamer. Al enkele keren heeft het concessies moeten doen aan niet-regeringsfracties wier steun in de Eerste Kamer noodzakelijk was om maatregelen aanvaard te krijgen. De fractieleider van de grootste regeringspartij ergert zich hieraan en vindt dat de senaat, als dit zo doorgaat, maar beter kan worden opgedoekt. Opdoeking is waarschijnlijk geen haalbare optie, maar voor een hernieuwde bezinning op de rol en positie van de Eerste Kamer is wel aanleiding, zeker nu de politieke ontwikkelingen het waarschijnlijk maken dat in de toekomst vaker met smalle coalities zal moeten worden gewerkt die in de Eerste Kamer geen meerderheid hebben. Ervaringen met tweekamerstelsels in andere landen leren dat conflicten tussen beide kamers in zo’n geval nogal eens op de spits worden gedreven, maar ook dat er methoden zijn om dat te voorkomen of te verzachten. Dat kan worden afgeleid uit een notitie die het kabinet op 26 september 2014 aan de beide Kamers heeft toegestuurd.
Het zwarte gat in het politieke staatsrecht
Een conflictregeling voor het parlement
De Eerste Kamer ligt onder vuur. Het kabinet Rutte II heeft geen meerderheid in de Eerste Kamer en om de begrotingsplannen door de Senaat te krijgen, moest het kabinet op zoek naar steun van de oppositie. Die steun kreeg zij van D66, CU en SGP, die daarmee een machtige rol in de Eerste én Tweede Kamer kregen. Onlangs dreigde de ChristenUnie bijvoorbeeld nog haar steun in te trekken vanwege de strafbaarstelling van illegaliteit. Dat ging net goed, maar het kabinet wordt zo wel in het nauw gedreven. De Eerste Kamer kan immers alle kabinetsplannen tegenhouden. In dit artikel geeft de auteur een moderne oplossing voor dit oude constitutionele probleem, dat nu ongekend actueel is en in dit nummer ook al door Bettie Drexhage aan de orde is gesteld. Op deze plaats zal betoogd worden dat de invoering van een conflictregeling de verhoudingen in het parlement beter duidt en recht doet aan de essentiële rol van de Eerste Kamer.
De vergoeding van leegstandschade in het faillissement van de huurder
Uit recente rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat art. 39 Fw in het faillissement van de huurder een bijzonder regime oplevert voor de aanspraak van de verhuurder op een overeengekomen vergoeding van gederfde huurtermijnen. Dat regime zal naar verwachting gevolgen hebben voor de vastgoedpraktijk, nu hieruit volgt dat de boedel voor deze schade niet kan worden aangesproken. Zelfs niet via de omweg van het regres door een derde die zich voor de verplichtingen van de huurder garant had gesteld.
Reactie
Reactie op Enige observaties naar aanleiding van de zaak Martijn
Naschrift
In mijn artikel ben ik, wat Brouwer betreft, alleen ingegaan op zijn stelling in de NRC van 24 april 2014 dat ‘het constitutionele geweten in de burgerlijke kamer van de Hoge Raad [blijkbaar] minder goed vertegenwoordigd [zou zijn]’ en dat de Hoge Raad tot een verbod komt ‘zonder aan het grondwettelijk
Eerder verschenen
NJB 33 (2014)
3 oktober 2014
NJB 32 (2014)
25 september 2014
NJB 31 (2014)
18 september 2014
NJB 30 (2014)
12 september 2014
NJB 29 (2014)
4 september 2014