Nederlands Juristenblad 16
24 april 2014
2014/4
Pre-packing in the Netherlands
De beoogde ‘beoogd curator’
Er staat een nieuwe ster in de coulissen van het insolventierecht: de ‘stille bewindvoerder’ of (zoals deze figuur volgens het voorontwerp voor een Wet Continuïteit Ondernemingen I zal heten) de ‘beoogd curator’. Deze beoogd curator in een pre-pack vervult zijn functie in moeilijke omstandigheden. Er is nog generlei insolventieprocedure geopend, waaraan hij bevoegdheden kan ontlenen, maar insolventie zal al wel aanwezig of toch ten minste imminent zijn. Toch werpen zijn handelingen hun schaduw vooruit op het aanstaande faillissement; sterker nog, in de regel zullen die handelingen bepalend zijn voor dat faillissement. Dat is een fundamenteel andere positie dan die van de curator. Het voorontwerp knoopt in dat licht wat al te gemakkelijk aan bij de curator. De figuur van de beoogd curator verdient een verder doordachte uitwerking en bevoegdheden die toegesneden zijn op de gevaren waarmee de betrokkenen bij de pre-pack (waaronder degenen die in deze periode met de schuldenaar contracteren) worden geconfronteerd.
Preventieve hechtenis in Veen
Over de voorkoming en bestrijding van groepsgeweld
Maakte Justitie misbruik van haar strafvorderlijke bevoegdheden door op 30 december vorig jaar álle bezoekers van een café in Veen aan te houden nadat een groep relschoppers het café was binnengevlucht? Het antwoord luidt bevestigend. Wat we missen in Nederland is een goed uitgedachte regeling tot preventieve bestuurlijke detentie. Die kan niet alleen bijdragen aan het voorkomen van openlijke geweldpleging, maar ook aan het oneigenlijk inzetten van strafvorderlijke middelen. Hiervoor is heus ruimte binnen de grenzen van het EVRM.
Het bewaren van DNA-profielen van ‘onschuldige en andere’ vrijgesprokenen
Ten behoeve van de toepassing van de Wet herziening ten nadele zouden reeds beschikbare DNA-profielen van vrijgesprokenen aan nieuw onderzoek kunnen worden onderworpen. Dat zou bij uitstek de manier zijn om een eventueel novum aan het licht te brengen. Op basis van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken worden DNA-profielen na een vrijspraak echter vernietigd. En dus ligt er nu een ontwerpbesluit ter aanpassing van het DNA-besluit waarin wordt geregeld dat geen vernietiging plaatsvindt van in een strafzaak verkregen DNA-profielen van al diegenen, inclusief minderjarigen, die onherroepelijk zijn vrijgesproken ter zake van een misdrijf waarmee opzettelijk de dood van een ander is veroorzaakt. Deze bijdrage onderzoekt of de bewaarregeling verenigbaar is met het recht op privacy en met de onschuldpresumptie.
Reactie
Reactie op ‘De onzichtbare cassatieschriftuur’
Eerder verschenen
NJB 15 (2014)
17 april 2014
NJB 14 (2014)
10 april 2014
NJB 13 (2014)
3 april 2014
NJB 12 (2014)
27 maart 2014
NJB 11 (2014)
20 maart 2014