Nederlands Juristenblad 11
20 maart 2014
2014/3
De tenuitvoerlegging van de straf van Volkert van der G.
Over de rol van de bewindspersoon, het wetsvoorstel herijking tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende sancties en de terugwerkende kracht van de VI-regeling voor langgestraften
Volkert van der G. pleegde een delict waarvoor hij volgens velen een levenslange straf had verdiend. De rechter legde hem echter achttien jaar op. Dat betekent dat hij binnenkort op vrije voeten zou moeten worden gesteld. De invrijheidstelling stuit echter tot nog toe af op de weerstand van de bewindsman die voor de tenuitvoerlegging van de straf verantwoordelijk is. Deze is van mening dat indien de vrijlating gevaar veroorzaakt voor de veiligheid en leidt tot grote maatschappelijke onrust de invrijheidstelling zou moeten worden uitgesteld. In dit artikel wordt uiteengezet dat in de huidige wetgeving veiligheid, orde en rust geen deel uitmaken van de toets voor invrijheidstelling en wordt de mening verdedigd dat de invoering van een dergelijk criterium moet worden afgewezen omdat daardoor een element van willekeur in de tenuitvoerlegging wordt gebracht. Tevens wordt betoogd dat toepassing van recente rechtspraak van het EHRM mogelijk leidt tot het oordeel dat de invrijheidstelling van Van der G. wordt beheerst door de oude wetgeving en hij dus zonder voorwaarden in vrijheid zou moeten worden gesteld.
Het BW uitgebreid met ‘Bijzondere bepalingen met betrekking tot de zeearbeidsovereenkomst’
De arbeidsbepalingen voor zeevarenden zijn opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Afdeling 7.10.12 bevat nu onder de titel ‘Bijzondere bepalingen ter zake van de zeearbeidsovereenkomst’ een gemoderniseerde en sterk gereduceerde inhoud van de voormalige regeling die voorheen met ruim 120 wetsartikelen veelal afwijkend van en sterk verouderd ten opzichte van de algemene arbeidsregeling in het BW sinds 1838 deel uitmaakte van het Wetboek van Koophandel. De directe aanleiding van deze herziening vormde het Maritiem Arbeidsverdrag dat op 23 februari 2006 in Genève door de Internationale Arbeidsorganisatie werd aangenomen alsmede de daarop gebaseerde Richtlijn 2009/13/EG. Met dit verdrag beoogde de IAO de arbeidspositie van 1,2 miljoen zeevarenden wereldwijd te verbeteren. Nederland heeft dit verdrag in 2011 geratificeerd. De nieuwe regeling sluit door de ruimere werkingssfeer beter aan bij de praktijk en leidt door de grote hoeveelheid voorrangsregels ook daadwerkelijk tot de versterking van de rechtspositie van zeevarenden. De inhoud van de nieuwe afdeling in het Burgerlijk Wetboek wordt hier in hoofdlijnen besproken.
I am the law
De criminele burgerinfiltrant als voorbeeld van gebrekkig machtsevenwicht
Het Openbaar Ministerie is in de loop der jaren steeds meer zelf handhavend en bestraffend gaan optreden. Datzelfde Openbaar Ministerie is ook steeds meer beleid gaan maken waarin het eigen handelen wordt genormeerd. Het voornemen van Minister Opstelten om tot herintroductie van de omstreden opsporingsmethode van de criminele burgerinfiltrant over te gaan leidde met name tot discussie over de vraag of het gebruik daarvan wel of niet verstandig is. Niet minder belangrijk echter is de vraag of voor de gewenste inzet van de criminele burgerinfiltrant een aanvulling of wijziging van de wet noodzakelijk is, of dat dit door het Openbaar Ministerie zelf kan worden gerealiseerd. De minister vindt een wetswijziging ‘geen enkele toegevoegde waarde hebben’. Het beginsel dat normering van opsporingsbevoegdheden thuis hoort bij de wetgever, de uitvoering daarvan bij het Openbaar Ministerie en de controle van die uitvoering bij de rechter, wordt daarmee naar de prullenbak verwezen.
Aansprakelijkheid dijkbezitter ingeval van dijkdoorbraak
De Hoge Raad kwalificeert in de Wilniszaak de desbetreffende dijk als opstal. Deze beslissing heeft verregaande gevolgen voor de aansprakelijkheid voor dijken. Hierdoor is namelijk opstalaansprakelijkheid voor dijken geïntroduceerd. Met deze introductie is de kring van aansprakelijke personen uitgebreid. Verhaal is voortaan ook mogelijk op de (private) bezitter-niet-beheerder van een dijk. Terwijl deze vaak in het geheel geen bevoegdheden heeft met betrekking tot het onderhoud en beheer van waterkeringen.
Eerder verschenen
NJB 10 (2014)
13 maart 2014
NJB 9 (2014)
6 maart 2014
NJB 8 (2014)
27 februari 2014
NJB 7 (2014)
20 februari 2014
NJB 6 (2014)
13 februari 2014