Waarom nadenken over wetgeving voor informeel samenleven belangrijk is

Uit onderzoek blijkt dat de keuze voor mensen voor een bepaalde relatievorm niet wordt ingegeven door juridische regelingen van die relatievormen. Mensen zijn kuddedieren en als ongehuwd samenleven normaal is, gaan ze ongehuwd samenleven; als dat niet normaal is, doen ze dat niet. Dat heeft doorgaans niet veel met bewuste keuzes en autonomie te maken, en al helemaal niet met keuzes die worden ingegeven door juridische verschillen. De meeste mensen hebben namelijk geen idee van de juridische verschillen tussen de relatievormen. In dit artikel een uitnodiging aan minister Weerwind om de wetgevingshandschoen op te pakken.

Het huwelijksrecht biedt regulering en bescherming voor echtgenoten. Dat gaat – terecht – uit van een gezamenlijk economisch perspectief van de echtgenoten. Alimentatie, huwelijksvermogensrecht en pensioenverevening fungeren als compensatiemechanismen bij scheiding. Risico’s van gezamenlijke keuzes over werk en zorg worden zo gespreid en er is helderheid over de toepasselijke normen. Het huwelijksrecht heeft sterk aan belang ingeboet, omdat steeds meer mensen een alternatieve weg inslaan: informeel samenleven. Bij zo’n scheiding vliegen aardig wat partners uit de bocht. Daarom is het teleurstellend dat minister Weerwind in april 20231 aangaf de wetgevingshandschoen niet op te pakken. In recent WODC-onderzoek over alimentatie (Alimentatie van nu)2 wordt aan­bevolen om partneralimentatie in te voeren voor ongehuwd samenlevenden met een opt-out mogelijkheid. De argumenten daarvoor uit het rapport zijn het grote aantal informele samenlevenden (inmiddels 1,1 miljoen paren), de gelijke aard van de relatie van samenwoners en gehuwden en het feit dat samenlevers zich niet bewust zijn van het ontbreken van onderhoudsverplichtingen. Hoewel onderzoekers met verstand van zaken hier goed over nagedacht hebben, heeft de minister niet veel woorden nodig om dit idee af te wijzen. Hij hecht namelijk grote waarde aan de autonomie en de keuzevrijheid van partners. Met het huwelijk en geregistreerd partnerschap bestaan al twee laagdrempelige mogelijkheden om de onderlinge verhoudingen te regelen. Partners die daar niet voor kiezen hebben volgens de minister een eigen verantwoordelijkheid om over hun relatie afspraken te maken en financiële zaken te regelen. Een onderhoudsverplichting kan deel uitmaken van die afspraken. Dezelfde redenering geldt volgens de minister voor een billijkheidscorrectie bij scheiding voor ongehuwd samenlevenden: ook dat zou een inbreuk zijn op de autonomie van de partners. Daarnaast biedt een beroep op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid en op de regeling over onvoorziene omstandigheden volgens hem voldoende mogelijkheden.

Uit onderzoek blijkt dat de keuze van mensen voor een bepaalde relatievorm niet wordt ingegeven door juridische regelingen van die relatievormen.3 Mensen zijn kuddedieren en als ongehuwd samenleven normaal is, gaan ze ongehuwd samenleven; als dat niet normaal is, doen ze dat niet. Dat heeft doorgaans niet veel met bewuste keuzes en autonomie te maken, en al helemaal niet met keuzes die worden ingegeven door juridische verschillen. De meeste mensen hebben namelijk geen idee van de juridische verschillen tussen de relatievormen. Wie vliegen er uit de bocht bij scheiding? In de eerste plaats zijn dat vaak vrouwen, omdat werk en zorg voor kinderen niet gelijk verdeeld zijn. In de tweede plaats kan ieder paar uit de bocht vliegen, omdat er grote rechtsonzekerheid is en rechtsongelijkheid.4 In theorie zou een samenlevingscontract bepaalde problemen kunnen oplossen, maar de notariële praktijk en rechtspraak laten zien dat er weinig beschermende werking in contracten wordt opgenomen.5 De gereedschapskist van advocaat en rechter om grote onbillijkheden te corrigeren bij scheiding is bepaald niet zo goed gevuld is als de minister doet voorkomen. Het compenseren voor zorg voor kinderen door toepassing van het algemene vermogensrecht is een illusie. Het leerstuk van onvoorziene omstandigheden waar de minister het over heeft is in deze context een lachertje: in de 25 jaar dat ik de jurisprudentie op dit terrein bijhoud, is dit nimmer succesvol toegepast op een standaardgeval van een gezin met kinderen. Leerstukken als wilsgebreken leveren evenmin wat op. Hetzelfde geldt voor de onverschuldigde betaling, waar de Hoge Raad zich in het kader van informeel samenlevenden op beroept.6 Dit is een puur theoretische oplossing, die in de praktijk geen rol speelt. Redelijkheid en billijkheid zijn wel van belang, maar het grote probleem bij de toepassing daarvan is, dat er geen lijn te ontdekken is in wat juristen op dit punt redelijk en billijk vinden. Een toenemende stroom jurisprudentie met sterk wisselende uitkomsten laat dat zien. Dat betekent regelmatig dat er grote rechtsonzekerheid is en dat onrechtvaardige uitkomsten het eindresultaat zijn na jaren procederen. De facto betekent dit dat het goed werkende systeem van formele relaties, waarin daarvoor juist wel voorzieningen zijn getroffen, steeds verder erodeert. Dat houdt ook in dat het binnen familierelaties steeds meer ieder voor zich is, zelfs wanneer een gelijke verdeling van zorg en arbeid ver achterblijft bij wat de politiek als ideaal voor ogen staat.

Daarmee ben ik niet direct een voorstander van partneralimentatie voor (informele) relaties of een billijkheidscorrectie. Maar de vraag of er wetgeving ingevoerd zou moeten worden, verdient een beter debat. In zeker twaalf landen in Europa is de afgelopen jaren wel een lex specialis ingevoerd, nadat daar uitgebreid over nagedacht is, bijvoorbeeld door de Schotse en Engelse Law Commissions. Nederland loopt achterop. Het relatie(vermogens)recht heeft ook in een meer geïndividualiseerde samenleving een belangrijke rol te vervullen. 

 

Dit artikel is verschenen in NJB 2023/2454, afl. 34

 

Afbeelding: Pixabay

 

Voetnoten

1 Beleidsreactie aan de Tweede Kamer op de WODC-rapporten alimentatie en bewind, 17 april 2023, Kenmerk 4594488.

2 W.D. Kolkman, L.C.A. Verstappen, I. Visser, F. Ibili & S. Oost, Alimentatie van nu, acceptatie van alimentatie in het licht van de maatschappelijke ontwikkelingen, Boom juridisch, Den Haag 2021.

3 W. Schrama, J. Tigchelaar & Y. Yildiz, ‘De rol van de staat in het relatierecht’, in: W.M. Schrama & S. Burri (eds.), Verantwoordelijkheden in het familierecht: de rol van de staat, familie en individu, Den Haag: Boom juridisch 2020, p. 11-89.

4 Zie voetnoot 3.

5 P. Kuik, W.M. Schrama & L.C.A. Verstappen, ‘Samenlevingscontracten in de notariële praktijk’, Familie & Recht 2014, november, doi: 10.5553/FenR/.000017.

6 HR 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:707.

 

Over de auteur(s)
Wendy Schrama
Prof. mr. W.M. Schrama is hoogleraar familierecht en rechtsvergelijking, Universiteit Utrecht, en directeur van UCERF, het Utrecht Centre for European Research into Family Law.