Bureau Clara Wichmann en Trudy Scheele-Gertsen gaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2022:432) over de zaak ‘afstandsmoeders’. Met dit hoger beroep willen beide partijen dat de Staat alsnog aansprakelijk wordt gehouden voor het onrecht dat moeders is aangedaan toen zij gedwongen werden hun kind af te staan.

Van 1956 tot 1984 werden tussen de 13.000 en 20.000 moeders onder druk gezet om hun kind af te staan. Veelal omdat ze ongehuwd waren. De Raad voor de Kinderbescherming had deze moeders moeten bijstaan en voorlichten over hun rechten, maar deed in veel gevallen het tegenovergestelde. Uit het dossier van Trudy Scheele-Gertsen en getuigenverklaringen van andere moeders, blijkt hoe de Raad voor de Kinderbescherming alles in werking zette om kinderen bij hen weg te halen en te houden. Dit heeft bij de moeders, kinderen en andere betrokkenen groot leed veroorzaakt.

Raad zou in tijdgeest gehandeld hebben

De rechtbank Den Haag oordeelde op 26 januari 2022 dat de Raad voor de Kinderbescherming, en dus de Staat, niet structureel juridisch verwijtbaar heeft gehandeld. Omdat de handelswijze van de Raad voor de Kinderbescherming samen zou hangen met de tijdgeest. Deze zaak gaat over gebeurtenissen die plaatsvonden tussen 1956 en 1984. De Rechtbank heeft geen uitspraak gedaan over mogelijke verjaring, maar geeft aan dat er goede gronden zijn om aan te nemen dat een verjaringsverweer kan slagen. Partijen vinden dat de Staat, omdat het leed van deze vrouwen, hun kinderen en familieleden nog altijd voortduurt, zelf verantwoordelijkheid moet nemen en daarom geen beroep op verjaring moet doen. Trudy Scheele-Gertsen en Bureau Clara Wichmann willen een erkenning dat er onrechtmatig is gehandeld jegens deze moeders en dat de Raad is tekortgeschoten jegens deze moeders. In lijn met Ierland en Australië ligt een nationaal excuus en een regeling voor schadeloosstelling voor de hand.

Bron: www.clara-wichmann.nl

Laatste nieuws