In het voorgaande blog van 2 december 2016, zette ik kort uiteen dat de rechter, c.q. de rechtspraak, zelf ook verantwoordelijkheid draagt voor de toegang tot de rechter. Oók bij systeemkenmerken die een goede toegang en doorgang belemmeren. Er moet een verbeterde toegang komen en snellere probleemoplossende procedures.
Dat is ook de opvatting in de Tweede Kamer. Op 6 december jongsleden (2016) werd de motie aangenomen die deze opvatting verwoordt, en die ook een denkrichting aangeeft voor de handen en voeten die nodig zijn om het geheel te doen marcheren.
De motie Segers c.s. houdt, samengevat, in:
- dat het van belang is dat burgers op een laagdrempelige manier toegang hebben tot de rechtspraak;
- dat de regering wordt verzocht een onderzoek in te stellen naar de haalbaarheid, (maatschappelijke) kosten en baten en inpasbaarheid in de reguliere rechtspraak van een vrederechter, die:
- regelmatig in iedere gemeente zitting heeft;
- een klein bedrag aan griffiekosten rekent;
- zich richt op juridisch gezien eenvoudige zaken van zowel civiele als bestuursrechtelijke en strafrechtelijke aard;
- bestaat uit (kanton)rechters die ook in de gewone rechtspraak werkzaam zijn of waren en zich waar mogelijk richt op finale geschillenbeslechting.
En natuurlijk wordt daarbij dan de rechtspraak betrokken.
Een motie met een hoge maatschappelijk relevantie. Het kan de aanzet zijn voor de terugkeer van de vrederechter, of spreekuurrechter zo u wilt. Het soort gerecht dat in het verre verleden heeft bestaan en dat groot maatschappelijk gewicht en goodwill had, niet in de laatste plaats door de inbedding in locale structuren. Ik schreef er over in Trema1 en wil u een kenmerkend citaat hier niet onthouden:
“Het is van groote betekenis, dat de rechter is levende en verkeerende onder en met de bevolking. Hoe beter de rechter de gewoonten en het leven van de menschen kent, des te zekerder is een goede rechtspraak gewaarborgd. Omgekeerd is het meer vertrouwelijk en met vertrouwen omgaan met de rechtzoekenden naar den rechter van groote waarde, omdat dit bij den rechtzoekende het geloof in het recht aankweekt.”
Deze gedachten ziet men terug in de motie Segers c.s. die in wezen pleit voor een gericht onderzoek naar de waarden van burgervriendelijke rechtspraak. Waarden die groeiden uit de wortels die zijn geplant in de tijd van het Franse Keizerrijk (de Franse overheersing zo u wilt). Toen werd de vrederechter hier ingevoerd als rechter voor de bevolking, laagdrempelig, snel en op herstel van verhoudingen ('vrede') gericht; met wortels in een nog verder verleden.2
Toeval of niet, voor de eerste twee zaken van de Spreekuurrechter stellen gemeentes ruimhartig accomodatie beschikbaar voor de bespreking nadat de rechter bij de buren ter plaatse is geweest, terwijl bij aanvang van de vredegerechten huisvesting van de rechtspraak een taak van de gemeentes was. 'l Histoire se répète ?
Maar dan toch liever niet met een bode die zijn dienstverlenende taak op zichzelf richtte door niet alleen koffie en thee te schenken, maar ook spiritualiën te verkopen, zodanig dat het hem op een berisping kwam te staan nu daarvan een 'schadelijke invloed uitgeoefend wordt op de af te leggen getuigenissen'.3
Dat verleden hebben we achter ons gelaten, maar een gedeelde huisvesting zoals in het verleden komt juist weer wel in beeld omdat vrijwel alle kantonlocaties zijn afgestoten, terwijl er onder de bevolking zeker een grote behoefte is aan fysiek nabije rechters.
Niet alleen dit aspect is van belang maar ook andere aspecten, waarvan de motie terecht noemt een 'klein bedrag' voor griffierecht. Nu is het zo dat we in het Noorden zeggen dat 'het niet uitkan', dat de kosten van een zaak de opbrengst overtreffen, alleen al in financiële zin. En dan hebben we het nog niet over alle stress en tijdbeslag die het voeren van een zaak bij de rechter doorgaans meebrengt. Deze wijd verbreide wetenschap doet afzien van procedures, met afschrijving van gerechtvaardigde vorderingen door met name kleine bedrijven en zelfstandigen;4 en moedigt daardoor in een vicieuze cirkel wetteloos gedrag aan onder het motto 'eerst maar eens zien of hij naar de rechter stapt, vast niet'. Ook daarover is op dezelfde dag een motie ingediend, de motie van Nispen c.s.5
Tot slot de 'juridisch gezien eenvoudige zaken'.
Daarover valt nog wel het een en ander op te merken als het tot een competentie-omschrijving komt, maar zeker is dat de overgrote meerderheid van civiele zaken voor een ervaren rechter snel te beoordelen en beslissen is, zoals de Spreekuurrechter dat kan. Of, zoals de rechtsgeleerde Pinto in 1844 al vaststelde: 'zaken waarin gewoonlijk meer een questio facti dan een questio juris te beoordelen is'.
Dat deden de vrederechters in hun biotoop, daarbij min of meer paternalistisch optredend, zoals van een wijs en rechtsgeleerd mens mag worden verlangd. Waarbij naar mijn overtuiging het bezit van praktische wijsheid en levenservaring met grote kennis van bevolkingsgroepen van groter belang is dan de kunde van het tot op de komma navorsen van wetten als uitgelegd door rechtsgeleerden en hogere colleges. Niet dat dit onbelangrijk is, maar het is toch echt een bijzondere kunde om goed met allerlei mensen overweg te kunnen, hen met elkaar in gesprek te brengen en hen mee te nemen in een oplossing van hun geschil.
Ton Lennaerts, 7 december 2016.
- Trema september 2016: 'De Vrederechter leeft (nog steeds)'.
- Keur van de stad Leiden uit 1598 tot instelling van een snelle, toegankelijke, en goedkope aanpak van conflicten door de 'Leidse Vredemakers', voorlopers van de vrederechters (1811-1838), later kantonrechters.
- Archief Rechtbank Winschoten 1838-1933.
- De 'grote jongens' overspoelen juist de kantonrechter: CJIB, energieleveranciers, telecomproviders et cetera.
- 'Overwegende dat voor met name het midden- en kleinbedrijf een hoge drempel wordt opgeworpen om naar de rechter te gaan in geval van een niet betaalde vordering', verzoek tot lager griffierecht voor vorderingen tussen € 500 en € 1.500.