Spreekuurrechter 5: Wie zorgt voor een maatschappelijk optimaal effectieve rechter?

In blog 2 stelde ik de vraag aan de orde wie er nu eigenlijk verantwoordelijk is voor de toegang tot de rechter als één van de eisen om van goede, rechtsstatelijke, rechtspraak te kunnen spreken. Ik haalde een citaat aan uit het prachtige preadvies van Ruth de Bock1: 'De onontkoombare conclusie is echter dat er op het gebied van kwaliteit van rechtspraak een onbeheerd terrein van aanzienlijke omvang is'.

In blog 3 citeerde ik Herman Bröring. Hij sprak tegenover gedupeerde Groningers in het aardbevingsgebied uit, dat de door hen ondervonden drempels om naar de rechter te gaan linksom of rechtsom moeten worden opgelost: '..mensen hebben...het recht op daadwerkelijke toegang tot de rechter...dat er allemaal drempels zijn en dat het dus heel goed is dat de politiek iets bedenkt, of dat anders de rechter iets bedenkt waardoor die toegang ook echt verzekerd is'.

Wat de politiek met de 'arbiters aardbevingsschade' voor de Groningers heeft bedacht, is geen toegang tot de rechter. De arbiters zijn geen rechters en het feit dat een deel van hen oud-rechter is (ik tel incidentele plaatsvervangers niet mee), maakt hen ook geen rechter. Wat de juridische status wel is, is gissen. De constructie die door minister Kamp is opgetuigd,2 vindt men grotendeels in het Reglement Arbiters Aardbevingsschade. Duidelijk is dan in ieder geval dat er geen onafhankelijkheid is, dat er geen sprake is van bindend advies en dat het óók geen arbitrage is. Waarmee ik niet wil zeggen dat het niet zinvol of nuttig is, daar wil ik niets aan afdoen (blog 4).

Is het bij deze stand van zaken dan uiteindelijk (toch maar) de rechter zelf, c.q. 'de rechtspraak'3 die voor daadwerkelijke toegang moet zorgen en die problemen in goede justitie afhandelt? Die binnen wettelijke kaders, gegeven door nationaal en internationaal recht, belemmeringen slecht die goede rechtspraak verhinderen of bemoeilijken? Of, in de termen van de Raad voor de Rechtspraak, die zorgt voor 'Rechtspraak die ertoe doet'.

In het betreffende rapport4 spreken rechters over dit thema en geven zij hun observaties, waarbij de kern van de operationalisering van goede rechtspraak is verwoord door Frits Bakker: 'Wat is er nodig om maximaal en optimaal maatschappelijk effectief te zijn? en Wat staat je daarbij in de weg?'.

Om in de geest van Bröring te spreken: als de klassieke rechtspraak niet werkt in het gebied van de mijnbouwschaden, moet de rechtspraak het dan niet zelf linksom of rechtsom regelen?

Onomstreden is het uitgangspunt dat rechters zélf verantwoordelijk zijn voor de keuze voor een bepaalde kwaliteit van dienstverlening en voor de andere elementen die kenmerkend zijn voor het rechtspreken: de zorg voor goede rechtspraak is voor iedere rechter leidend. En ook is onomstreden dat de toegang tot de rechtspraak door de rechter zelf moet worden bewaakt. Immers, hoe valt anders het ingrijpen van rechters te kwalificeren als deze de deur openen voor de betrokkene die daartoe zelf niet in staat is? Als belemmerende nationale wetgeving aan de kant wordt gezet, als de rechter zelf uitmaakt dat de rechtzoekende gewoon welkom is (en hoort te zijn):
...dat zich gevallen kunnen voordoen waarin... het voor de rechtzoekende onmogelijk, althans uiterst moeilijk maakt om gebruik te maken van een door de wet opengestelde rechtsgang...niet worden aanvaard dat een (hoger) beroep wegens het niet betalen van griffierecht niet-ontvankelijk wordt verklaard'.5

AfbeeldingEn de deur hoort natuurlijk niet alleen te worden geopend als een specifieke wettelijke belemmering zoals griffierecht speelt. Ook bij systeemkenmerken die de deur dichthouden moet de nationale rechter ingrijpen. Dit is in het kader van samenhangende regelingen uitgemaakt door het EHRM op 16 december 1992 in de zaak De Geouffre de la Pradelle tegen Frankrijk, gepubliceerd in het NJCM-Bulletin 1993, p. 330 e.v.. Dit betrof een systeem van rechtsbescherming waarin samenhangende factoren een effectieve toegang tot rechtsbescherming belemmerden, althans zo moeilijk maakten dat het praktisch niet te doen was om een gestelde rechtsaanspraak te effectueren.

In wezen is dit ook de gedachte achter KEI en andere projecten die in de boezem van de rechtspraak worden geboren en die draaien om een verbeterde toegang en snellere probleemoplossende procedures.

Nu is het denken over toegang tot en doorgang bij de rechter in algemene zin niet iets dat breed leeft bij alle rechters. De werklast met stapels dossiers op bureaus en in kasten, vergt al zo veel energie dat zij makkelijk zijn in te passen in een dagelijkse routine die niet door henzelf is uitgezet. Een kantoorroutine die zich niet afvraagt of het systeem waarin rechters hun ambt uitoefenen wel aan de eisen voldoet, die rechters zich desgevraagd in individuele zaken zouden willen stellen.

Zoals het voor iedereen bereikbaar zijn: 'In heb hier slapeloze nachten van gehad en heel wat tranen over vergoten..ik wou dat de rechter er veel eerder aan te pas was gekomen.'6; en aandacht voor de noden van mensen en bedrijven: 'Je stelt je de vraag waar de mensen het meest mee zijn geholpen. Daar zijn mensen vaak ongelofelijk blij mee'7.

In deze geest handelen de rechters die intern de vraag stellen of het zo verder moet gaan, of de rechtspraak daadwerkelijk (nog) maatschappelijk in aanzien staat en toekomstbestendig is, en of de rechter wel voldoet aan de door het EHRM uitgesproken taak. Zij beseffen dat het beschamend is dat de waardering voor de rechtspraak gemiddeld dáált zodra iemand bij een rechtszaak betrokken is geweest, met name bij de vraag of het rechtssysteem eerlijk is en voor iedereen gelijk werkt.8

En gelukkig leidt dit besef tot handelen, blijft het niet intern en blijft het ook niet beperkt tot locale initiatieven. De Nederlandse Vereniging van Rechtspraak is – beter laat dan nooit – op zoek gegaan naar verbinding met de wensen en noden van maatschappelijke groepen, waaronder zeker ook de veel te hoge drempels voor toegang tot en een vlotte doorgang bij de rechtspraak. De Raad voor de Rechtspraak steunt initiatieven zoals genomen in het Project Vechtscheidingen dat met name ziet op een snellere en effectievere doorgang bij de rechter, met daarin een belangrijke rol voor de Rechtbank Noord Nederland. Naast mijnbouwschade ook nog echtscheidingsschade, je zult het maar treffen en dan ben je blij als je een rechter hebt die het leed beperkt.


In het vervolg van deze reeks over de achtergronden en inrichting van het Project Spreekuurrechter van de Rechtbank Noord Nederland, meer over initiatieven om aan goede rechtspraak handen en voeten te geven.

 

Ton Lennaerts, 30 november 2016


  1. Ruth de Bock, Grip op kwaliteit, preadvies NJV 2015.
  2. Besluit van de Minister van Economische Zaken van 22 april 2016, nr. WJZ/16039981, tot instelling van de Raad van Arbiters Aardbevingsschade (Instellingsbesluit Arbiters Aardbevingsschade).
  3. De ambtsdrager(s in collegialiteit) en wat mij betreft liefst in samenwerking met de Raad voor de Rechtspraak.
  4. Rechtspraak die ertoe doet, Raad voor de Rechtspraak september 2016: https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/rechtspraak-die-ertoe-doet.pdf.
  5. RvS 6 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ4443, en HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:699.
    Zie ook 'Kroniek van het burgerlijk procesrecht', NJB 2016/1814, afl. 35.
  6. Burger over conflict met een werkgever in Rechtspraak die ertoe doet, blz. 23.
  7. Hans Steenberghe in Rechtspraak die ertoe doet, blz. 9.
  8. Geschilbeslechtingsdelta 2009 en 2014: ‘significant minder vertrouwen’, dalend naarmate men meer dan één probleem heeft gehad.
Over de auteur(s)
Author picture
Ton Lennaerts
Seniorrechter a en promovendus