In het voorgaande blog (nr. 3) beschreef ik hoe burgers en bedrijven in het Noorden zich thans massaal tot de 'Arbiters Aardbevingsschade' wenden, terwijl slechts enkelingen de rechtbank adiëren. Het is geen gewaagde stelling dat dit te maken heeft met de soort tussenkomst die hen wordt geboden.
Immers, het gaat om gestelde mijnbouwschade in een civielrechtelijke verhouding (risicoaansprakelijkheid o.g.v. artikel 6:177 BW), terwijl er geen derde traject beschikbaar is. Men berust, gaat naar de arbiter of adieert de rechter; meer smaken zijn er niet als er een juridisch dispuut over de plicht tot het vergoeden of verhelpen van de schade ontstaat.
Daarbij is van belang dat dit een beperkt deel van de schadegevallen betreft nu de overgrote meerderheid van de schadegevallen tot een minnelijke oplossing komt, naar tevredenheid maar ook uit een opgekomen gevoel van machteloosheid, vermoeidheid of anderszins gemotiveerd.1 Waarbij er anderzijds schadegevallen zullen zijn die 'er beter van worden', getalsmatig echter een zeer kleine minderheid.
Deze gang van zaken heeft overeenkomsten met de bevindingen van het WODC in de opeenvolgende Geschilbeslechtingsdelta's.2 Rapporten die eigenlijk verplichte kost zijn voor iedereen die zich professioneel met geschilbeslechting bezighoudt, omdat zij verslag doen van onderzoek naar door burgers gevolgde routes bij juridische problemen, de ervaringen daarmee en de resultaten bij een bepaalde aanpak.
De onderzoekers van het WODC komen in die rapporten tot de conclusie:
1. dat er veel juridische problemen zijn waarmee mensen in hun leven te maken krijgen, en dat de een er veel meer heeft dan de ander;
2. dat een klein deel van de mensen het erbij laat zitten, zelfs niet reageert op incentives om wat aan het probleem te doen;
3. maar dat de overgrote meerderheid (ruim 90%) actie onderneemt, ofwel door het zelf aan te pakken (47%), ofwel door hulp te zoeken (46%);
4. dat in civiele verhoudingen meer wegen naar Rome kunnen leiden;
5. en dat dan veel vaker voor een alternatieve weg (geschillencommissie en dergelijke) wordt gekozen dan voor een gang naar de rechter, omdat het alternatief toegankelijker en goedkoper is, maar dat dit vooral opgaat voor problemen die als minder lastig worden ervaren. Zo worden klachten over producten bijna allemaal langs die weg afgedaan, als bedrijven deze niet al zelf afdoen om negatieve klantbeoordelingen op internet te voorkomen.
Bij de mijnbouwschade in het Noorden ziet men dit patroon terug, maar ziet men ook een opvallend verschil.
Het overgrote deel van de gestelde schades is overzichtelijk en beperkt. Door melding bij het Centrum Veilig Wonen (CVW) worden deze doorgaans opgelost.
Bij als lastig ervaren schades, wil men echter óók niet naar de rechter. Ook dan kiest vrijwel iedereen voor het CVW (ook bedrijven en stichtingen overigens), terwijl het CVW tot op heden niet onafhankelijk is, maar wordt aangestuurd en gefinancieerd door een van de partijen die op deze schade wordt aangekeken: de NAM.3
En dat geldt ook voor de 'arbiters' die door 'Kamp' tijdelijk (voor 2 jaar) zijn benoemd, door hem worden betaald4 en door hem kunnen worden ontslagen5 (hun status is overigens moeilijk te duiden).6 Liever dus nog deze weg, dan naar de rechter gaan.
Een kosten-batenafweging, waaronder bepaald ook de psychische belasting in verband met (de beeldvorming van) procederen tegen Zuidasadvocaten, geeft hier de doorslag. CVW en 'arbiters' zijn immers snel, gratis, makkelijk bereikbaar en op overleg ingesteld, terwijl de rechtbank in de loop der tijden is verworden tot een bolwerk dat tegen betaling moet worden genomen om daarna ook nog de strijd aan te gaan onder ongunstige omstandigheden (blog 2). Niet onbelangrijk zijn daarbij de facturen van de dan noodzakelijk in te schakelen advocaten. Massaclaims nemen deze financiële drempel dan wel weg, maar kunnen per definitie niet worden gebruikt bij de vele individueel uiteenlopende schades, en bieden dus maar heel beperkt soelaas.
Deze gang van zaken mag dan wel bijzonder en verklaarbaar zijn, maar staat niet op zichzelf. Het percentage problemen waarin een rechtszaak wordt gestart loopt gestaag terug (2014: 4% van het totaal aantal problemen), terwijl de gang naar particuliere geschilbeslechting al jaren een stijgende curve kent. Zaken worden ook bewust bij de rechter weggehaald7 en arbitrage wordt gestimuleerd.
Uit dezelfde onderzoeken van het WODC blijkt dat velen vinden dat het rechtssysteem niet voor iedereen gelijk is, dat zij achtergesteld worden. Als deze burgers zien en voelen dat zij niet bij de rechter terechtkunnen of aldaar in een moeras verzeilen, dan grijpt dit diep in op hun waardering voor de maatsschappij waarin zij leven, met alle mogelijke gevolgen die zich - op termijn - kunnen voordoen.
Tijd voor de rechtspraak om daar zelf iets aan te doen?
Ton Lennaerts, 18 november 2016
- https://www.ftm.nl/artikelen/nam-verdeel-en-heers-groningen: een persoonlijk relaas over onder meer '5 uur onderhandelen' met Zuidas-advocaten.
- De meest recente: https://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/2406-geschilbeslechtingsdelta-2014.aspx
- https://www.groninger-bodem-beweging.nl/770-succes-gbb-nam-raakt-zeggenschap-over-schadeafhandeling-kwijt
- Bijlage 1 Samenwerkingsafspraken EZ en Nam van 8 maart 2016.
- Artikel 8, vierde lid, Reglement Arbiters Aardbevingsschade.
- 'Een figuur sui generis', Roggenkamp en Bröring, 'Schade ten gevolge van de gaswinning in Groningen', Nederlands Tijdschrift voor Energierecht, juni 2016, blz. 95.
- WODC/Radboud Universiteit, Verschuiving van rechterlijke taken, rapport mei 2016: 'het creëren van een extra route naast of voorafgaand aan de gerechtelijke procedure, waardoor rechters minder zaken of geschillen te behandelen krijgen en/of hun rol wordt teruggebracht naar een marginaal toetsende... uitvloeisel van het huidige politieke denken..'.