De Spreekuurrechter is uitdrukkelijk geen bestaande rechtsgang als een dagvaardings- of verzoekschriftprocedure. Het is een wetenschappelijk onderzoek naar een in de praktijk uitgevonden, toegepaste en tijdens de toepassing bijgestelde vorm van toegang en doorgang bij de civiele rechter. Die praktijk vindt zijn wettelijke grondslag in artikel 96 WvBRv, voor zover het om nationale wettelijke procesregels gaat.1
Het in Rechtsvordering en andere wetten uitgewerkte recht op toegang tot de rechter moet niet alleen op papier ('in law') maar ook in de praktijk ('in practice') bestaan, de Nederlandse staat moet zorgen voor een effectieve toegang tot de rechter ; waaronder ook de 'doorgang en uitgang' bij de rechter valt.
De praktijk van een gang naar de rechter, zoals ik die heb ervaren is voor zeer velen hoogdrempelig en onbegrijpelijk. Empirisch onderzoek komt hiermee overeen. De eerste contacten in meldingen voor de Spreekuurrechter bevestigen dit: angst, onzekerheid, afschrikking, begripsproblemen, hoge kosten, ronddolen en zo voort, zorgen voor de mix van elementen die tezamen de feitelijke toegang tot de rechter bepalen.
Als jurist kijkend naar dit complex zie ik een hele rij eisen die aan burgers en bedrijven worden gesteld en die in meer of mindere mate spelen in een concrete situatie:
- verplichte schriftelijke of digitale aanvang,
- schriftelijke inbreng van het eigen standpunt,
- griffierechten vooraf en zeker ook tijdig (kunnen) voldoen,
- hoge griffierechten in verhouding tot de inzet van de zaak,
- verplichte procesvertegenwoordiging,
- relatief hoge eigen bijdragen voor rechtsbijstand ingevolge de WRb,
- het ontbreken van recht op rechtsbijstand,2
- formele eisen kennen, op straffe van een zinloze procedure,
- eisen voor het indienen van stukken,
- correspondentie in ambtelijke taal,
- eenrichtingsverkeer vanuit het gerecht,
- geen inzicht in de voortgang van de procedure,
- geen grip op de procedure,
- procespraktijken van rechters kennen,
- risico van proceskostenveroordeling, waaronder het griffierecht,
- bestand zijn tegen lang wachten.
In maatschappelijk opzicht geldt dat veel burgers en bedrijven er met name in civiele geschillen vanaf zien om zich met problemen tot de rechter te wenden.
Juristen buigen zich over de vraag wat 'goede rechtspraak' is3 en raken in discussie over het antwoord op de vraag wie daar nu eigenlijk verantwoordelijk voor is. Wetten worden gemaakt, praktijken ontstaan, managers komen en gaan, rechters, bestuurders, politici, ambtenaren, maar wie kan daadwerkelijk theorie en praktijk verenigen als we het er over eens zijn dat zonder een effectieve toegang tot de rechter geen sprake is van een volwaardige rechtsstaat? Is er wel iemand die daartoe in staat is?4
- Er is een aanspraak op daadwerkelijke toegang, een recht op het inroepen van de tussenkomst van de rechter. Dit is vaste rechtspraak en berust niet alleen op artikel 6 en 13 EVRM en artikel 47 Handvest EU, maar het is een breder dan deze verdragsbepalingen werkend algemeen rechtsbeginsel (RvS 6 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ4443, en HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:699).
- Bij een belang onder € 500 krijgt ook de absoluut onvermogende burger geen advocaat toegevoegd: artikel 4, tweede lid Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria.
- Recent zeer uitgebreid: Ruth de Bock, Grip op kwaliteit, preadvies NJV 2015.
- Ruth de Bock: 'De onontkoombare conclusie is echter dat er op het gebied van kwaliteit van rechtspraak een onbeheerd terrein van aanzienlijke omvang is', Grip op kwaliteit, preadvies NJV 2015.