Schadelijke beestjes

Hoe zou het hond Joep vergaan? De bulldog, ook wel Pipo de Kloon genoemd, die BNN afgelopen najaar voor een bedrag van € 50 000 in Zuid-Korea liet klonen. Velen zagen het project van BNN als een ludieke actie. Maar wie wat grasduint op de website van bijvoorbeeld Boyalife, een commercieel samenwerkingsverband van partijen uit China en het Verenigd Koninkrijk, ziet dat het creëren van kunstmatig leven big business lijkt te worden.1 

Met in het achterhoofd het toekomstscenario van een mondiaal voedseltekort en het huidige tekort aan voldoende slachtvee in China, presenteerde het bedrijf een jaar geleden plannen voor de grootste cloning factory ter wereld.

Tot voor kort dachten we bij klonen aan het Schotse schaap Dolly dat eind jaren negentig ter wereld kwam. Daarna verdween de ontwikkeling naar de achtergrond. Althans in ons deel van de wereld. Want klonen voor commerciële doeleinden staat sinds het begin van deze eeuw in China duidelijk op de agenda. Niet alleen vraagt de vleesindustrie aldaar om slachtvee met een bepaalde vet/vlees-verhouding. Ook groeit de behoefte aan dieren die voldoen aan een bepaald ideaalbeeld (perfecte racepaarden, krachtige politiehonden of zachtaardige huisdieren). In de kloonfabriek van Boyalife rollen de naar perfectie genetisch aangepaste of gekloonde dieren bij wijs van spreken morgen van de lopende band.

Nu zullen dierenliefhebbers waarschijnlijk niet massaal honden zoals Joep naar ons land halen. Maar dat betekent geenszins dat Nederland gevrijwaard zal blijven van genetisch gemanipuleerde bacteriën, gewassen, insecten en vee. Als ze al niet worden geïmporteerd, vliegen de gemanipuleerde insecten hier wel naartoe. En verspreiden genetisch omgebouwde algen die ons schone energie moeten leveren zich via de oceanen. Bovendien gaat het tegenwoordig om veel meer dan uitsluitend het welbekende klonen. Hooggespannen zijn de verwachtingen over de zgn. crispr-cas-techniek. Bij deze techniek wordt tussen een doorgeknipt DNA een andere streng DNA (een nieuwe gen bijvoorbeeld) geplakt nog voordat herstelenzymen het DNA weer repareren. Illustratief is de foto die eind 2016 in dagbladen verscheen van een muis zonder poten. Met behulp van de crispr-cas-techniek waren de ledemaatgenen van een cobra in een muizenembryo geplaatst, waardoor de bij de cobra gedegenereerde genen ervoor zorgden dat ook de muis geen poten kreeg.

Nu mag een muis zonder poten associaties oproepen met het losgeslagen monster van Dr. Frankenstein. Een negatieve link ligt veel minder voor de hand bij de inzet van de crispr-cas-techniek voor land- en tuinbouw. De techniek biedt belangrijke kansen voor het sneller en efficiënter veredelen van gewassen om zo tot een betere kwaliteit, hogere opbrengst en resistentie tegen ziektes te komen. Niet verrassend dat de vorig jaar verschenen Trendanalyse Biotechnologie de techniek presenteert als een belofte voor Nederlandse veredelingsbedrijven.

Maar in deze Trendanalyse valt ook te lezen dat door de crispr-cas-techniek ‘het fundament van de Europese ggo-regelgeving op losse schroeven is komen te staan.’ Omdat de techniek niet onder de huidige regels voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) valt te brengen, zijn veel crispr-cas-gewassen en -dieren zonder strenge regels te gebruiken. En daarmee is de regelgeving niet in te zetten om de verspreiding van via de crispr-cas-techniek gemanipuleerde organismen in het milieu te beperken om zo eventuele risico’s in de hand te houden. Door het ombouwen van bestaande bacteriën, planten en insecten zouden immers nieuwe ziekteverwekkers kunnen ontstaan. Staatssecretaris Dijksma (Infrastructuur en Milieu, PvdA) schreef vlak voor Kerst aan de Tweede Kamer dat ze de ontwikkelingen en daarmee gepaard gaande risico’s dit voorjaar bij de EU zal agenderen.

Over die risico’s en de noodzakelijke aanpassing of introductie van wetgeving, is de afgelopen tijd al het nodige gedebatteerd en geschreven. November vorig jaar presenteerde de KNAW het visiedocument Genome Editing. Daarin riep het op ‘om de wet- en regelgeving te verhelderen en te vereenvoudigen’. Daarbij dient de regelgeving zich, aldus de KNAW, ‘te richten op de veiligheid van het product, en niet op de gebruikte techniek. Dat is ook uit praktische overweging, want de eindproducten van verschillende technieken zijn niet van elkaar te onderscheiden, waardoor handhaving niet goed mogelijk is.’2

Natuurlijk moeten we de mogelijke risico’s voor milieu en samenleving doordenken en zoveel als mogelijk mitigeren. Waar nodig, zal wet- en regelgeving aangepast moeten worden. Tegelijkertijd staat vast dat we nooit volledig – vanuit het heden – de aard, omvang en diepgang van de toekomstige effecten van gekloond en andere vormen van gemodificeerd leven kunnen bepalen. Anders gezegd, we zijn er niet met alleen aandacht voor risico’s en de wijze waarop veiligheid is te garanderen. De veelal opportunistische omgang met innovaties, ook op het terrein van genetische modificatie en synthetische biologie, maakt onze samenleving in reële termen kwetsbaar voor voorvallen met potentieel enorme schade. En dus kunnen we niet met een grote boog om de vraag heenlopen wat te doen als de veiligheid toch niet gegarandeerd blijkt te zijn en risico’s realiteit worden.

Als we dan erkennen dat onze samenleving mogelijke klappen op zal hebben te vangen, is de vraag natuurlijk: ‘hoe die op te vangen?’ Allerhande opties vallen te doordenken: voldoende solvabiliteit van primaire veroorzakers van mogelijke schade, een eventuele rol van de overheid als herverzekeraar of het, door gebruikers van de beloftevolle technologieën, verplicht afnemen van verzekeringsproducten. Maar los van de keuzes die we hierin maken: anticiperen op voldoende weerbaarheid bij schade is een noodzaak in de huidige hoogtechnologische samenleving. Ook, omdat juist op dit punt nationaal beleid nog wel betekenisvol kan blijken te zijn.

 

Dit Vooraf is ook gepubliceerd in NJB 2017/419, afl. 8.

 

  1.  www.boyalifegroup.com/about.asp
  2. www.knaw.nl/nl/actueel/nieuws/knaw-genome-editing-vraagt-om-publiek-debat-en-heldere-regelgeving

 

Bron afbeelding:  William Yeung

Over de auteur(s)
Author picture
Corien Prins
Hoogleraar Recht en Informatisering