‘Leemte’ in regeling beloning curatoren jaagt kwetsbare personen én de maatschappij op hoge kosten!

Hoge kosten, in deze toch al zo dure tijd… Wat is er aan de hand?
In 2018 waren er al ruim 255.150 mensen1 met een beschermingsbewind2 en dat aantal neemt elk jaar fors toe. Soms besluit een bewindvoerder3 tijdens een bewind zijn bedrijfsvoering te beëindigen. De betrokkene4 krijgt dan vaak een brief met de strekking: “Ik stop ermee. Mijn bedrijf draag ik over aan X. Jouw lopende bewindsdossier gaat ook mee over. Hier hoef jij verder niets voor te doen. Ga jij hiermee akkoord?”

De betrokkene is vaak een kwetsbaar en hulpbehoevend persoon. Er is immers niet voor niets een bewind ingesteld. Hij zal op de vraag van zijn eigen bewindvoerder dus veelal “ja” antwoorden, maar weet niet dat dit financiële gevolgen voor hem heeft, namelijk extra kosten op een vaak toch al (te) krap budget. En we hebben het hier niet over een paar tientjes, maar over ruim € 800! En dat is exclusief btw. Per saldo moet betrokkene inclusief btw ruim € 975 betalen. Voor de “gewone” mens is dit al veel geld, laat staan voor mensen die maar net, of niet, rond kunnen komen en/of schulden hebben.

Wij vragen ons af: zou een betrokkene ook “ja” zeggen met de wetenschap dat dit hem, dan wel de maatschappij, zoveel geld kost?

Het komt met enige regelmaat voor dat een bewindvoerder op eigen initiatief stopt en zijn bedrijf inclusief alle lopende dossiers overdraagt aan een (zelf gekozen) opvolger. Bij de meeste bedrijfsovernames worden afspraken gemaakt over de aan de overdracht verbonden kosten. Prijsafspraken maken immers standaard onderdeel uit van de contractonderhandelingen en de stoppende bewindvoerder en zijn opvolger zijn hierin volledig vrij. De “prijs” die zij onderling afspreken, raakt noch de betrokkene, noch de maatschappij.
Maar, wat de betrokkene of de maatschappij – via de bijzondere bijstand – wèl raakt, zijn de kosten voor de aanvangswerkzaamheden van de opvolgend bewindvoerder (€ 709,06 inclusief btw) en de kosten voor de op te maken eindrekening en -verantwoording door de stoppende bewindvoerder (€ 266,20 inclusief btw).5

In de rechtspraak heerst momenteel onduidelijkheid over de vraag of uit de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren6 – en de Toelichting hierop – volgt of een bewindvoerder die een lopend bewind overneemt aanspraak kan maken op een beloning voor aanvangswerkzaamheden, en zo ja, of deze aanspraak kan maken op dezelfde beloning als een bewindvoerder bij een net ingesteld bewind. Daarnaast voorziet de Regeling niet in situaties waarin de bedrijfsbeëindiging de eigen keuze is van een bewindvoerder (ongeacht de reden), en het bedrijf inclusief de lopende dossiers wordt overgenomen door een opvolger. Door het ontbreken van duidelijkheid over deze punten is er discussie ontstaan over de vraag of, kort gezegd, de opvolgend bewindvoerder aanspraak kan maken op een beloning voor aanvangswerkzaamheden, en zo ja, of er dan een ander (lager) tarief moet gelden. Over deze vraag gaat de Hoge Raad7 zich, mogelijk vooruitlopend op de wetgever, nu hopelijk zèlf uitspreken in een (proef)procedure waarin een opvolgend bewindvoerder opheldering verlangt.

De Procureur-Generaal heeft de relevante theorie lezenswaardig beschreven en concludeert dat er zowel aanknopingspunten voor als tegen een beloning voor aanvangswerkzaamheden bij opvolging door een bewindvoerder zijn8. Maar, is er voldoende oog voor de (financiële) gevolgen die het toekennen van een extra beloning heeft voor de praktijk? Daarop willen wij in deze blog de broodnodige aandacht vestigen. Tegelijk roepen wij de Hoge Raad op om de leemte in de Regeling te vullen.

Hoe dan? Niet via de bestaande bepalingen in de Regeling (zoals die van de uitzonderlijke omstandigheden9), maar door de leemte in de Regeling specifiek voor deze situatie aan te vullen.

Als het aan de Landelijke Expertgroep CBM10 zou zijn, dan zou uit die aanvulling moeten volgen dat aan de opvolgend bewindvoerder geen beloning toekomt. Zij wil daarmee niet zeggen dat deze bewindvoerder na de overname geen werkzaamheden uitvoert die als aanvangswerkzaamheden in de zin van de Regeling kunnen worden aangemerkt. De opvolgend bewindvoerder weet echter uit de besprekingen met de stoppende bewindvoerder maar al te goed wat voor dossiers hij overneemt en zal dat zeker meenemen in de onderhandelingen over de te betalen “prijs”. Daar komt bij dat, anders dan bij een ontslag wegens gewichtige redenen of een ontslag op verzoek van de betrokkene zelf, de bedrijfsbeëindiging door een bewindvoerder op geen enkele wijze terug te voeren is op de betrokkene. Het kan niet zo zijn dat de betrokkene, die een afhankelijkheidspositie heeft, bijna € 1.000 moet betalen voor iets waar hij zelf niet om heeft gevraagd én waarop hij ook geen enkele invloed heeft. Bovendien heeft hij al eens betaald voor aanvangswerkzaamheden: namelijk bij de instelling van het bewind. Het is beslist niet rechtvaardig dat hij door het enkele besluit van zijn bewindvoerder om te stoppen opnieuw een extra beloning zou moeten betalen.

Als er dan onverhoopt al een beloning aan de opvolgend bewindvoerder moet worden betaald door de betrokkene, dan zou deze wat de Landelijke Expertgroep CBM betreft aanzienlijk lager moeten zijn. Daarbij rekening houdend met het feit dat er een zekere markt is qua bedrijfsovernames tussen bewindvoerders onderling, een opvolgend bewindvoerder significant minder aanvangswerkzaamheden hoeft te verrichten in een lopend bewind dan bij de start van een nieuw bewind én de betrokkene hier, zoals gezegd, bij aanvang van het bewind ook al voor heeft betaald.

Wij zijn benieuwd wat er zal worden gevuld: de leemte in de Regeling of toch de portemonnee van een bewindvoerder?

 

Mr. M.C.M. Klomberg en mr. G.F.A.M. de Graauw, senior gerechtsjuristen Rechtbank Oost-Brabant, Team Toezicht, met steun van de Landelijke Expertgroep CBM

 

’s-Hertogenbosch, 22 maart 2023

 

Afbeelding: Pixabay

 

Noten:

1. Nieuwsbericht Raad voor de Rechtspraak 'Aantal mensen met schulden onder bewind neemt fors toe' van 22 augustus 2019

2. Beschermingsbewind als bedoeld in artikel 1:431 BW

3. Waar in dit artikel over bewindvoerder wordt gesproken, heeft dit betrekking op de professionele bewindvoerder

4. Een persoon wiens goederen (voor een deel) onder bewind zijn gesteld; ook wel “rechthebbende” genoemd

5. Artikel 3 lid 5 onder a en d Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren

6. Hierna: de Regeling

7. Zie de bestreden beschikking van het Hof Arnhem-Leeuwarden (zittingsplaats Arnhem) van 12 mei 2022; ECLI:NL:GHARL:2022:3792

8. ECLI:NL:PHR:2023:115

9. Artikel 3 lid 6 van de Regeling

10. Curatele, Bewind, Mentorschap

Over de auteur(s)
M.C.M. Klomberg
Senior gerechtsjurist
G.F.A.M. de Graauw
Senior gerechtsjurist