IPR en het verdergaande proces tot wijziging van de Detacheringsrichtlijn. IPR in een politiek-juridisch krachtenveld

In de voorbije zomermaanden heeft de Europese Commissie een belangrijke knoop doorgehakt in het zeer actuele dossier van regulering van arbeidsmigratie binnen Europa: de Commissie heeft besloten het voorstel tot wijziging van de Detacheringsrichtlijn, zoals dat op 8 maart 2016 was uitgebracht,1 te handhaven.2

De gele kaart procedure die door een reeks EU-landen in mei 2016 tegen dit voorstel was ingezet, heeft dus niet geleid tot een intrekking of aanpassing van het voorstel. Daarmee ligt de weg open voor een verdere behandeling en bespreking van het voorstel zoals dat op 8 maart 2016 was ingediend.

Doorheen het wetgevend proces dat nu zal volgen, is aandacht voor regels van internationaal privaatrecht geboden. De opstellers van het voorstel dat op 8 maart 2016 is uitgebracht, hebben zelf al, bij de indiening van het voorstel, de rol van het ipr in deze thematiek onderkend. Verdere analyse en discussie lijkt nu geboden op het vlak van, onder meer, de manier waarop de vrijheid van personenverkeer en de vrijheid van dienstenverkeer zich in de deze thematiek verhouden tot diverse ipr-regels en ipr-technieken - zoals de techniek van de ontsnappingsclausule en de techniek van de rechtskeuze -; evenals over de visie die wordt aangehangen inzake bescherming van werknemers als zwakke partijen in het ipr.3  

Met de onderkenning van de rol van het ipr in deze thematiek is ipr heel expliciet in woelig politiek vaarwater terecht gekomen, waarbij het zijn plaats zal moeten vinden in een politiek-juridisch krachtenveld: ipr komt openlijk in de branding te staan van een actueel, verhit debat.

Overigens is het geen unicum dat ipr in woelig politiek vaarwater terecht komt. Eerder, in een artikel4 betiteld als “Internationaal privaatrecht: een discipline in de luwte of in de branding van heftige juridisch-maatschappelijke debatten?” zette ik reeds, op kritische wijze, diverse manieren op een rijtje van pogingen beleidsdoelstellingen afkomstig uit een restrictieve migratiepolitiek te bewerkstelligen via een welbepaalde omgang met ipr-regels. Dergelijke analyse betrof de thematiek van vreemdelingenrecht (in de brede zin van het woord) in verhouding tot ipr-regels. In die thematiek vroeg ik me eerder reeds af5 in hoeverre daar, in de verdere bestudering van de rol van het ipr in die context, een missie lag voor belangenbehartigers van vreemdelingen met belangstelling voor het ipr.

Voor wat betreft verdere bestudering van en discussie over de rol van het ipr in deze thematiek, waarbij het element van arbeidsbescherming van werknemers speelt, lijkt doorheen het verdere wetgevende proces een taak weggelegd voor belangenbehartigers van werknemers met aandacht voor ipr: aandacht is geboden voor de manier waarop in  de uiteindelijke versie van wijziging van Detacheringsrichtlijn ipr-regels vorm zullen krijgen. De verdere bespreking van het voorstel tot wijziging van Detacheringsrichtlijn zou vanuit die optiek best worden opgevolgd.

Overigens raken meerdere discussiepunten die in het kader van een bespreking van dit specifieke voorstel tot wijziging van de Detacheringsrichtlijn naar voren (kunnen) komen, rúimere discussiepunten in het ipr; meer nog, zeer fundamentele ipr-kwesties kunnen hier aan de orde komen. Het gaat dan zowel om discussies binnenin het ipr zelf – bijvoorbeeld over de manier waarop huldiging van het beschermingsbeginsel in het ipr verder gestalte dient te krijgen - als over het ipr in relatie tot andere vakgebieden, zoals het Europees recht en de daarin opgenomen fundamentele vrijheden. Veel kan daarbij bovendien van de Europese context naar de globale context geëxtrapoleerd worden – daarin begrepen de kwestie van bescherming, langsheen ipr, van zwakke partijen.

Breder gesteld komt hier zodoende niet alleen de vraag naar voren van de rol van het ipr bij het behartigen en beschermen van belangen van werknemers als zwakke partijen: breder gesteld raken we hier de problematiek van de rol van het ipr bij het behartigen en beschermen van zwakkeren en rechtsbehoevenden in de samenleving.

 

  1.  COM(2016)128final.
  2.  Zie het persbericht https://europa.eu/rapid/press-release_IP-16-2546_nl.htm
  3. Zie voor het naar voren brengen van een aantal van deze punten, mijn als Int-AR nr. 6 (https://www.tilburguniversity.edu/nl/over/schools/law/intar/ - waar de volledige tekst als te downloaden pdf-document zal worden geplaatst) te verschijnen paper “Toepasselijk arbeidsrecht bij detachering”.
  4. V. Van Den Eeckhout, “Internationaal privaatrecht: een discipline in de luwte of in de branding van heftige juridisch-maatschappelijke debatten?” FJR 2005, p. 236-244.
  5. V. Van Den Eeckhout, “De vermaatschappelijking van het internationaal privaatrecht. Ontwikkelingen aan het begin van een nieuw decennium”, Migrantenrecht 2002, p. 144-158.
Over de auteur(s)
Veerle Van Den Eeckhout
Senior Research Fellow Max Planck Instituut Luxemburg