Lees hier de scriptie De Wob voor waakhonden. Een onderzoek naar de spanningen
tussen het recht op toegang tot overheidsinformatie uit artikel 10 EVRM en de Wet openbaarheid van bestuur van Jake Tingen (masterscriptie Universiteit Leiden, afstudeerrichting: Staats- en bestuursrecht, begeleider: prof. mr. W. den Ouden, beoordeling: 8,5).
Een recente ontwikkeling in de jurisprudentie van het EHRM op het gebied van toegang tot overheidsinformatie is aanleiding om de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) eens goed onder de loep te nemen. In onder andere het arrest Magyar Helsinki Bizottsag t. Hongarije oordeelt het EHRM dat er onder omstandigheden een recht op toegang tot overheidsinformatie kan voortvloeien uit artikel 10 EVRM (de vrijheid van meningsuiting). Bepaalde informatieverzoekers zullen in Wob-procedures een beroep kunnen doen op dit recht, maar wie zijn dat precies en hoe moet één en ander concreet handen en voeten worden gegeven?
In deze scriptie van Jake Tingen wordt de verhouding tussen artikel 10 EVRM en de Wob onderzocht. Nu het Nederlands recht al een vrij omvattend en duidelijk openbaarheidsregime biedt, is het de vraag of het EVRM-openbaarheidsrecht ook een afzonderlijke betekenis kan hebben in concrete gevallen. Bovendien biedt de margin of appreciation de nationale wetgever nog ruimte om zelf afwegingen te maken. Toch valt niet uit te sluiten dat het EVRM in bijzondere gevallen de Wob voorbij schiet. Niet in alle gevallen zullen het absolute karakter van bepaalde Wob-weigeringsgronden, het ‘voorondersteld belang’ van openbaarheid, de mogelijkheid van het anonimiseren van persoonlijke beleidsopvattingen en de beperkte reikwijdte van de Wob stand kunnen houden. Na literatuur- en jurisprudentie onderzoek en interviews met vijf deskundigen op dit gebied, wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de (interpretatie van de) Wob zo kan worden gewijzigd of de nieuwe Woo zo kan worden vormgegeven dat veroordelingen uit Straatsburg worden voorkomen.
Bron afbeelding: 6SN7