De marktconforme verzorgingsstaat 1989-2008
Op 8 december 2023 verdedigde Naomi Woltring haar proefschrift ‘De marktconforme verzorgingsstaat 1989-2008’. Hierin beantwoordt de historica de vraag in hoeverre de verregaande en diep verankerde hervorming van de Nederlandse verzorgingsstaat in de jaren negentig en nul beïnvloed is door neoliberale ideeën en praktijken.
Daartoe onderzocht zij de ideeën die heersten onder beleidselites, hoe zij (de perceptie van) probleemdruk construeerden om die ideeën te verwezenlijken, in wat voor beleid zij die ideeën vertaalden en waar het beleid toe leidde.
Woltring onderzocht dit aan de hand van de casussen marktwerkingsbeleid, woonbeleid en sociale zekerheidsbeleid. Daarbij maakte zij gebruik van een combinatie van kwalitatieve inhoudsanalyse (systematische analyse en interpretatie van beleidsdocumenten en rapporten), oral history (interviews met nauw betrokkenen) en prosopografie (beschrijving van de gemeenschappelijke kenmerken van bij de hervormingen betrokken ambtenaren, politici en wetenschappers). Uit het onderzoek blijkt dat tussen 1989 en 2008 een verregaande omslag in neoliberale richting plaatsvond van het Nederlandse economisch beleid, het volkshuisvestingsbeleid en het socialezekerheidsbeleid. De Nederlandse verzorgingsstaat werd ‘marktconform’ ingericht. Een belangrijke bevinding is de centrale rol van een kleine epistemic community: de hervormingen werden geleid door topambtenaren, politici en wetenschappers die behoorden tot een gemeenschap van overwegend economisch of economisch-juridisch geschoolde mannen die neoliberale aannames deelden. Zij bestuurden Nederland via een draaideur waarbij zij elkaar telkens tegenkwamen op wisselende posities: de ene keer in toga, vervolgens met partijspeldje op en dan weer met ambtelijke geloofsbrieven in de hand. In die posities dachten zij beleidsideeën uit, vertaalden die naar wet- en regelgeving, handhaafden ze en reflecteerden erop. Via die draaideur bevestigden zij elkaars neoliberale ideeën en gaven daaraan een aura van vanzelfsprekendheid. Zij oefenden grote invloed uit op de hervormingen in de Nederlandse verzorgingsstaat en speelden zo een doorslaggevende rol bij de neoliberalisering daarvan.
Onder hun invloed ontstond onder Nederlandse beleidsmakers in de jaren negentig consensus over de noodzaak van een marktconforme verzorgingsstaat. Die was gebaseerd op de overtuiging dat de verzorgingsstaat de Nederlandse concurrentiepositie aantastte. Daarom moesten de kosten omlaag – bijvoorbeeld van volkshuisvesting – en moest het beroep op sociale zekerheid worden ingeperkt. Wat tot de minimale kern van de verzorgingsstaat behoorde, diende de overheid uit te voeren. Zaken waar de overheid zich vanuit neoliberaal perspectief niet mee moest bemoeien, waren aan de markt. De overheid moest de markt aanjagen. De operatie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW) belichaamde deze consensus, fungeerde als ideologische richtingaanwijzer en socialiseerde via 71 werkgroepen ambtenaren van diverse ministeries in deze manier van denken en beleid maken.
Het beleid leidde tot een sterke daling van de uitgaven aan sociale zekerheid en volkshuisvesting. Het eigenwoningbezit nam sterk toe, maar ook de macht van grote investeerders, terwijl het armere deel van de bevolking aan steeds verdergaande vormen van controle werd onderworpen. Beleidsmakers duidden het hervormingsbeleid echter zelden als neoliberaal en benadrukten het vanzelfsprekende en noodzakelijke karakter ervan.
Hoewel 2008 vanwege het uitbreken van de financiële crisis en de verminderde ideologische aantrekkingskracht van het neoliberalisme het eindpunt van Woltrings studie vormt, was 2008 niet het einde van neoliberalisering. De ideeën en praktijken uit de jaren negentig bleven doorwerken. De wortels van het sinds 2008 gevoerde beleid dat resulteerde in de hedendaagse gestegen armoede, de toeslagencrisis en het tekort aan sociale huurwoningen liggen in de jaren negentig. Woltring promoveert aan de Universiteit Utrecht, politieke geschiedenis.
Promotoren: prof. dr. Ido de Haan en prof. dr. Ewald Engelen.