Bestraf juridische onzin van de overheid!

Het heeft weliswaar lang geduurd vóór NRC Handelsblad er achter kwam, maar inmiddels mag het wel een publiek geheim heten: de juridische stellingen van Thierry Baudet behelzen vaak niet meer dan apekool. De verdenking van kwade trouw ligt dan voor de hand. Nou ja, Thierry Baudet… Veel bedenkelijker wordt het als van overheidswege juridische apekool de wereld in wordt gestuurd.

Dan is het met het gezag van die overheid – zelfs bij haar trouwste onderdanen – al gauw gedaan en dreigt ook hier de verdenking van kwade trouw de kop op te steken. Als het daarbij om beknotting van grondrechten gaat, schendt de overheid bovendien haar (verdragsrechtelijke) rechtsplicht om de verwezenlijking van die rechten juist te bevorderen in plaats van af te knijpen.

Dat klinkt allemaal tamelijk alarmerend, maar het gevaar is helaas niet denkbeeldig. De neiging aperte onzin op juridisch vlak te verkondigen is ook de overheid niet vreemd. Ik geef een voorbeeld waarvan we mogen aannemen dat het één uit duizenden is. Het komt uit de koker van de IND en staat daar ongetwijfeld voor een standaard, want de materie is tamelijk alledaags: het ‘familieleven’ in de zin van artikel 8 lid 1 EVRM. Een beperking daarvan is uitsluitend geoorloofd voor zover die op grond van enige regeling noodzakelijk is in het belang van één (of meer) van de doelcriteria, die in lid 2 worden genoemd. Daar kijkt u als lezer van het NJB niet van op; geen wonder, het maakt deel uit van uw basiskennis als jurist en staat bovendien gewoon in het verdrag.

Maar wat maakt de IND ervan (vermomd als Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid)? Nadat uitdrukkelijk is vastgesteld dat inderdaad sprake is van ‘familieleven als bedoeld in artikel 8 EVRM’, volgt de mededeling:

‘Dat betekent niet zonder meer dat X en Y recht hebben op een verblijfsvergunning. Hieronder leg ik dat uit. Ik moet uw belang afwegen tegen het belang van de Nederlandse overheid. Uw belang is dat u familieleven in Nederland kunt hebben. Het belang van de Nederlandse overheid is het beschermen van het economisch welzijn, de openbare orde en de volksgezondheid van het land.’

Alleen, artikel 8 EVRM biedt volstrekt geen aanknopingspunt voor zo’n belangenafweging! Integendeel, het belang van een volwaardig familieleven staat in artikel 8 eenvoudig voorop; daar mag slechts in uitzonderlijke gevallen inbreuk op worden gemaakt voor zover dat op grond van de door de IND genoemde factoren (overigens: plus nog enkele andere in lid 2 genoemde factoren) noodzakelijk is. Wanneer even later wordt overwogen dat het ‘niet de bedoeling (is) dat de gemeenschap betaalt voor de vestiging van X en Y in Nederland’, kunnen we dan ook niet veel meer dan onze schouders ophalen; soms doen zich nu eenmaal dingen voor die niet de bedoeling waren… Is het om die reden noodzakelijk het familieleven te dwarsbomen? Toch is dát waar het in deze zaak op uit draaide. Zou de Nederlandse economie door hun familieleven worden ontwricht?

Gênant, zo’n discussie waarin zo nu en dan wél wat termen vallen die verband houden met artikel 8 EVRM, maar waarin de juridische context volkomen zoek is geraakt. Het is alsof je een eerstejaars student hoort stamelen. In een rechtsstaat zou je toch mogen verwachten dat de overheid haar zaakjes juridisch een beetje op orde heeft en in elk geval geen aperte onzin verkondigt. Zeker, uiteindelijk zal een rechter daar geen genoegen mee nemen. Maar dat is een schrale troost; er is dan al veel tijd verstreken en soms nog veel meer pijn geleden. Een tastbaar blijk van schaamte van de kant van de overheid zou in zulke gevallen passend zijn, lijkt me, zeker wanneer er grondrechten in het geding zijn en extra zorgvuldigheid rechtsstatelijk geboden is. Een overheid die de rechtsstaat met aperte onzin schoffeert zou een flinke geldboete aan de belanghebbenden moeten afdragen en haar stellingen zouden wegens een onherstelbaar gebrek op voorhand moeten worden afgewezen.

Het vergt maar een kleine wetswijziging om dit in te voeren. Klein maar fijn: iedere schijn van gesjoemel moet immers worden voorkomen; fair play is voor de overheid een ‘must’. Wie hapt?

 

Reiner de Winter is gepensioneerd raadsheer in het Hof Amsterdam. Deze Opinie verscheen in NJB 2019/840, afl. 16. 

Over de auteur(s)