Artikelen van Marc van Opijnen
Tijdschrift
NJB 44 (2021)
‘Woorden doen er in een rechtsstaat toe!’
Ernst Hirsch Ballin gaat met emeritaat. Behalve vele decennia actief als academicus, was Hirsch Ballin de langstzittende minister van Justitie sinds de Grondwetswijziging van 1848. Alle reden om met hem in gesprek te gaan en stil te staan bij een aantal leidende thema’s in zijn denken over niet alleen het recht en de rechtsstaat in den brede, maar ook de toekomst van het constitutionele recht, het juridisch onderwijs en de methodologie van rechtswetenschap. Maar ook een gesprek om ‘de mens’ achter ‘de baan’ scherper te krijgen.
Meer én verantwoord publiceren van gerechtelijke uitspraken
De Rechtspraak wil overgaan naar een beleid waarbij publicatie van een uitspraak op rechtspraak.nl het uitgangspunt wordt waarvan alleen omwille van zwaarwegende redenen wordt afgeweken (publiceren, tenzij). Om deze ambitie te verwezenlijken heeft de Rechtspraak het programma ‘Meer én verantwoord publiceren’ ingericht. De komende 10 jaar gaan in het kader van dit programma belangrijke stappen gezet worden. Deze ambitie brengt echter wel een aantal uitdagingen met zich mee.
Kanttekeningen bij het ‘Alles, tenzij...’-voornemen voor het publiceren van rechterlijke uitspraken
Bij het voornemen van de Raad voor de rechtspraak om veel meer uitspraken openbaar te maken dan nu het geval is zijn nogal wat kanttekeningen te plaatsen. Een juridische grondslag is er niet en wat de toegevoegde waarde voor de professionele juridische dienstverlener is en voor de individuele burger is nog maar de vraag. De Raad zou er in ieder geval voor moeten zorgen dat er een level playing field ontstaat. Iedereen moet evenveel kunnen profiteren van die enorme hoeveelheid informatie. Dat kan alleen als er uitgebreid wordt gemetadateerd en er een krachtige zoekmachine komt die voor iedereen toegankelijk is. Verder ligt het gevaar op de loer dat de rechtsontwikkeling wordt beperkt als het inschatten van de uitkomst van een procedure makkelijker wordt. Want niet alleen juridische dienstverleners kunnen de toekomstige database inzetten maar rechters zullen dat ook gaan doen. Tot slot ligt er nog wat huiswerk om de huidige anonimiseringsrichtlijnen in overeenstemming te brengen met de AVG.
‘Alle uitspraken publiceren’ als tussenstap
Voor individuele burgers is het belangrijk dat de Rechtspraak al haar uitspraken publiceert. Voor onderzoekers moeten in elk geval alle uitspraken gemakkelijk beschikbaar zijn. Omdat dat niet het geval is gebleken, is het mooi dat de Rechtspraak van plan is een openbaarmakingsslag te maken. Wat nog belangrijker is, is zicht op het verloop en uitkomst van alle procedures, ook als de procedure niet eindigt met een uitspraak. Ook voor die procedures zou de Rechtspraak de meest belangrijke kenmerken moeten registreren en openbaar maken.
Woo en Wpru: een twee-eiige tweeling?
Op de weg naar een transparantere overheid passeerden we het afgelopen jaar twee historische mijlpalen: de Eerste Kamer nam de Wet open overheid (Woo) aan en de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak beloofde dat binnen enkele jaren 75% van de uitspraken op internet zal staan. Een dergelijke grootschalige uitsprakenpublicatie kan niet zonder gedegen wettelijk kader. Deze toekomstige ‘Wet publicatie rechtelijke uitspraken’ (Wpru) heeft vele raakvlakken met de Woo: ze hebben dezelfde voorouders en delen enkele juridische vraagstukken en uitvoeringsproblemen. Uit de kinderopvangtoeslagaffaire kunnen we bovendien leren dat bestuurlijke informatie en rechterlijke uitspraken door burgers in samenhang moeten kunnen worden beschouwd.
Tijdschrift
NJB 27 (2013)
Bemiddeling in strafzaken in Maastricht
De eerste onderzoeksresultaten
Terwijl herstelrecht theoretisch steeds meer vorm krijgt en onder zowel wetenschappers, praktijkmensen als leken steeds meer bekendheid geniet, blijft Nederland wat betreft herstelgerichte praktijken in het strafrecht achterlopen in vergelijking met het buitenland; alleen in Maastricht is momenteel sprake van een gevestigde strafrechtelijke bemiddelingspraktijk. De vraag is hoe dit komt. Uit bestaand (internationaal) onderzoek kan immers de conclusie worden getrokken dat genoemde praktijken tot even goede of zelfs betere resultaten leiden dan wanneer wordt gekozen voor een regulier strafrechtelijk traject. Ook op basis van de in dit artikel besproken cijfers over de bemiddelingspraktijk in Maastricht lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat deze solide functioneert.
Terwijl herstelrecht theoretisch steeds meer vorm krijgt en onder zowel wetenschappers, praktijkmensen als leken steeds meer bekendheid geniet, blijft Nederland wat betreft herstelgerichte praktijken in het strafrecht achterlopen in vergelijking met het buitenland; alleen in Maastricht is momenteel sprake van een gevestigde strafrechtelijke bemiddelingspraktijk. De vraag is hoe dit komt. Uit bestaand (internationaal) onderzoek kan immers de conclusie worden getrokken dat genoemde praktijken tot even goede of zelfs betere resultaten leiden dan wanneer wordt gekozen voor een regulier strafrechtelijk traject. Ook op basis van de in dit artikel besproken cijfers over de bemiddelingspraktijk in Maastricht lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat deze solide functioneert.
Privacyrechtelijke aspecten van drones
Drones kunnen een efficiënt hulpmiddel zijn bij het handhaven van de openbare orde en veiligheid maar het gebruik ervan is niet zonder risico’s voor de privacy van burgers. De specifieke technische aard en de inzet van drones roepen nieuwe vragen op over de verantwoorde inzet van surveillance in de publieke ruimte. Het huidige juridische kader lijkt genoeg aanknopingspunten te bieden voor het reguleren van het gebruik van drones maar dit kader dient wel nader geconcretiseerd te worden in de context van deze drones. In ieder geval is de huidige inzet van drones oncontroleerbaar waardoor het risico bestaat dat bij de inzet onvoldoende rekening wordt gehouden met de rechten van burgers.
Europese rechtspleging
Hoe moet de rechterlijke organisatie (rechters, officieren van justitie en gerechtelijke ondersteuning) zich inhoudelijk en organisatorisch voorbereiden op haar Europese toekomst? Die vraag dringt zich op nu de rechtspraktijk steeds vaker aanloopt tegen de weerbarstige materie van het internationale en Europese recht. Daarbij komt dat de stroom jurisprudentie uit Luxemburg (Hof van Justitie van de Europese Unie) en Straatsburg (Europees Hof voor de rechten van de mens) niet meer valt bij te benen. Het zicht op de materie wordt bovendien ontnomen doordat ‘Europa’ zich weinig aantrekt van de hokjes waarin we het recht hebben opgedeeld. Het klassieke straf-, bestuurs- en civielrecht lopen steeds vaker door elkaar. En juist op een rechtsterrein waar de EU zich tot voor kort principieel buiten hield (het strafrecht) doen zich momenteel de lastigste EU-problemen voor. Het is kortom tijd om na te denken over ‘Europese rechtspleging’.
Van LJN naar ECLI
Vijf prangende vragen
Van verboden verenigingen en de openbare orde