Artikelen van Ido Weijers
Tijdschrift
NJB 24 (2024)
Karakter, verstand en beschaving: Lodewijk Ernst Visser (1871-1942)
De onlangs bekroonde televisieserie over de Joodse Raad confronteerde de kijker met het grote drama van de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog en de houding die de Joodse gemeenschap daartegenover stelde. In de hoop het leed van de betrokkenen zoveel mogelijk te verzachten, koos de Joodse Raad ervoor zich niet lijnrecht tegen de bezetter te keren. Lodewijk Ernst Visser – tot aan zijn ontslag in 1941 op bevel van de Duitsers president van de Hoge Raad der Nederlanden – was een van de zeer weinigen die zich met het beleid van de Joodse Raad niet kon verenigen en opriep om zich van elke vorm van samenwerking met de bezetter te onthouden. Hij groeide uit tot een icoon van karaktervastheid in de lijn van de toespraak die hij op oudejaarsavond 1939 had gehouden. Vissers opstelling, die in de kern hierop neerkomt dat hij het recht en de daarmee samenhangende menselijke waardigheid onbevreesd hooghield, mag worden gezien als een lichtend voorbeeld ook voor onze tijd. In dit artikel worden de hoofdlijnen geschetst van de biografie die in 2025 zal verschijnen bij Boom Uitgevers.
Actieve openbaarmaking van beschikkingen
De Wet open overheid zal op termijn verplichten tot actieve openbaarmaking van beschikkingen. Wanneer dergelijke, op individuele gevallen toegespitste overheidsbesluiten voor eenieder beschikbaar komen, kan de betekenis van beschikkingen het individuele geval overstijgen. Deze bijdrage verkent dit supra-individuele effect van de ‘open beschikking’, dat kan leiden tot transformatie van bestaande transparantiewaarborgen in het besluitvormingsproces en daarmee tot versterking van de ‘waarborgfunctie’ van het bestuursrecht.
Nieuwe Wet seksuele misdrijven
De nieuwe Wet seksuele misdrijven wordt algemeen beschouwd als een mijlpaal, omdat nu wederzijdse instemming de doorslag geeft bij de vraag naar mogelijke strafbaarheid. Echter, voor jongeren blijft dit criterium irrelevant: vrijwillige, consensuele seks tussen zestien-minners en zestien-plussers blijft strafbaar. Daarmee worden jongeren, politie, OM en rechter opgezadeld met een bizar probleem.
De wet Mulder is ontspoord en verdient een sociale herziening
Onlangs werd het rapport van de parlementaire enquêtecommissie fraudebeleid over de toeslagenaffaire besproken in de Tweede Kamer. Als voorbeeld van ‘het kan morgen weer gebeuren’, noemde commissievoorzitter Michiel van Nispen het verkeersboetebeleid waardoor duizenden mensen onterecht in de gevangenis zijn beland. In de ontwikkeling van de wet Mulder, ofwel de wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), zijn inderdaad dezelfde ontwrichtende patronen aan het werk als in de toeslagenaffaire. De wet Mulder is erdoor ontspoord. Dominante financiële motieven hebben de wet uit het lood geslagen en de rechtsbescherming is stapsgewijs uitgehold. Genoeg aanleiding om de nu meer dan dertig jaar oude wet stevig te herzien.
Blog
Nieuwe Wet seksuele misdrijven
Juist op het cruciale punt van de instemming van de betrokkenen bij seks is er een scherp en merkwaardig contrast als het om jongeren gaat. In dat geval is de kwestie van vrijwilligheid en instemming van beide zijden ineens irrelevant.
Tijdschrift
NJB 2 (2024)
Drie-en-een-half jaar collectieve (schadevergoedings)acties
Op 1 januari 2020 is de Wet Afwikkeling Massaschade in Collectieve Actie (WAMCA) in werking getreden. In dit artikel wordt middels een analyse van het bij die wet ingestelde centraal register voor collectieve vorderingen opgetekend welke inzichten dat brengt over het gebruik en de inzet van collectieve acties in de 3,5 jaar na in werkingtreding. Op basis daarvan kan worden geconcludeerd dat de grootste afnemers van het met de WAMCA ingevoerde collectieve actierecht belangenorganisaties zijn die andere vorderingen dan die tot schadevergoeding instellen. Waar in de media na de invoering van de WAMCA geluiden te horen waren over een ‘hausse aan massaclaims’ die op ons af zou komen, valt dat dus wel mee. Van een belemmering van de toegang tot het recht, zoals in de literatuur werd gevreesd, lijkt ook niet direct sprake te zijn. Maar hoewel belangenorganisaties niet worden weerhouden van het instellen van collectieve acties, volgt uit de eerste uitspraken die in het register zijn opgenomen dat met name op het terrein van vermeende grond- en mensenrechtenschendingen en coronagerelateerde acties de (aangescherpte) ontvankelijkheidsvereisten belangenorganisaties wel parten spelen.
Drempelverlaging omgangsrecht grootouders niet in belang kind
In mei 2023 heeft minister Weerwind een wetsvoorstel ingediend dat beoogt grootouders makkelijker toegang te geven tot de rechter om omgang met hun kleinkinderen te eisen. Hiermee komt hij tegemoet aan het verzoek van een bonte verzameling partijen die eerder een gezamenlijke motie indienden, waarin ditzelfde voorstel werd gedaan, nadat hier al eerder vanuit het CDA voor was gepleit. De keuze voor drempelverlaging van het omgangsrecht voor grootouders is echter willekeurig, slecht onderbouwd en niet in het belang van degene om wie het hier in de eerste plaats zou moeten gaan – het kind. Begin september is dit wetsvoorstel politiek niet-controversieel verklaard. In maatschappelijk opzicht is het daarentegen wel degelijk controversieel: het staat haaks op alle inspanningen die de laatste jaren zijn verricht om escalatie van conflicten, juridisering en getrek aan kinderen waar mogelijk te vermijden.
Is de meldbriefprocedure ontoelaatbaar?
Er is een aanhoudend en krachtig maatschappelijk signaal dat kinder- en mensenrechten prominenter als uitgangspunt moeten worden genomen bij het nemen van kinderbeschermingsmaatregelen. En er is een publiek debat over zorgen die bestaan over onvoldoende rechtswaarborgen en rechtsbescherming van ouders en kinderen die met een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te maken krijgen. Tegen de achtergrond van die signalen en zorgen staat in dit artikel de ‘meldbriefprocedure’ centraal.
Zzp’ers of vrijwilligers in de rechtspraak
Het verschil tussen (vaste) rechters en plaatsvervangende rechters is dat plaatsvervangers slechts op afspraak/ oproep deelnemen terwijl de vaste rechters het berechten van zaken als hun dagelijkse werk hebben. Maar er is nog een verschil: in (rechts-)positie in de zin van arbeidsvoorwaarden. Deze bijdrage gaat daarop in. En doet een oproep, onder ander aan de Verkenner mr. Winter.
Blog
Drempelverlaging omgangsrecht grootouders niet in belang kind
De keuze voor drempelverlaging van het omgangsrecht voor grootouders is willekeurig, slecht onderbouwd en niet in het belang van degene om wie het hier in de eerste plaats zou moeten gaan – het kind.
Tijdschrift
NJB 12 (2022)
Parlementair taalgebruik en het Reglement van Orde van de Tweede Kamer
Het debat dat op dit moment gevoerd wordt over parlementair gedrag en omgangsvormen in de Tweede Kamer, zou niet alleen gestuurd moeten worden door de idee dat het Reglement van Orde vooral toeziet op de waardigheid van het parlement en ordehandhaving, nu ophitsende of antirechtsstatelijke taal gebezigd binnen het parlement meer dan ooit externe werking kan hebben. Moet het niet mogelijk zijn om steviger maatregelen te treffen, indien Kamerleden zouden oproepen om ‘diegenen aan te spreken’ die hebben meegewerkt aan ‘de verkiezingsfraude’, of wanneer zij bewust en herhaaldelijk de (waarden van de) democratische rechtsstaat op ondermijnende wijze ter discussie stellen? Moeten we wachten tot incidenten structureel blijken te zijn of daadwerkelijk leiden tot ondermijning van de democratische rechtsstaat of zelfs tot geweld? Met het aanvaarden van meer handvatten om reglementair op te treden tegen dit soort uitingen in het parlement, zou een parlementaire analogie kunnen ontstaan van de strafrechtelijke gevaarzettingsdoctrine. Want waarom zouden taaluitingen, die in het strafrecht potentieel zo ernstig worden bevonden dat ze een abstracte delictsomschrijving legitimeren, aan aparte reglementering door de Tweede Kamer moeten ontsnappen?
De verplichting tot het bieden van mededingingsruimte bij privaatrechtelijk overheidshandelen
Een overheidslichaam dat een onroerende zaak wil verkopen, moet ruimte bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen naar deze onroerende zaak indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop daarvan. Dat heeft de Hoge Raad in het recente Didam-arrest geoordeeld, zich daarbij baserend op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de rechtsgrondslag voor de verdeling van schaarse vergunningen. De Hoge Raad onderzoekt die rechtsgrondslag zelf niet. In dit artikel worden de grondslag en de ratio van de verplichting tot het bieden van mededingingsruimte onder de loep genomen. Het Didam-arrest roept ook een aantal belangrijke vragen op die verband houden met de reikwijdte en operationalisering van de verplichting tot het bieden van mededingingsruimte. Ten slotte is er de vraag of en in hoeverre het Didam-arrest consequenties zou moeten hebben voor de (door)ontwikkeling van het domein van de overheidsinkoop.
Een eeuw jeugdstrafrechter
Begin vorige eeuw werd een apart jeugdstrafrecht in ons land geïntroduceerd, precies honderd jaar geleden gevolgd door de introductie van de kinderrechter. In dit artikel wordt teruggeblikt op de creatie van de jeugdstrafrechter en op de ingrijpende veranderingen die zijn rol eind vorige eeuw onderging. Deze terugblik sluit af met een aantal aanbevelingen: herstel van de band tussen jeugdstrafrecht en jeugdbescherming, erkenning van het specialisme van de jeugdstrafrechter en herstel van de regierol van de jeugdstrafrechter in de executiefase.
De Volt-affaire nader bezien
De Amsterdamse voorzieningenrechter wees onlangs vrijwel alle vorderingen van Tweede Kamerlid Nilüfer Gündoğan toe in het kort geding dat zij tegen de partijleiding van Volt had aangespannen. Onder journalisten en politicologen, maar ook onder staatsrechtgeleerden heeft dit oordeel tot grote verontwaardiging geleid. Volgens sommigen gaat het in dit verband om political questions en had de Amsterdamse voorzieningenrechter zich daarom van een inhoudelijk oordeel moeten onthouden. Maar is dat wel zo?
De Autoriteit Persoonsgegevens als algoritme-waakhond; Toezichtreflex of…
De Autoriteit Persoonsgegevens is in inmiddels twee Vooraf'en in één adem genoemd met gebrekkige democratische legitimatie en onrechtmatig handelen. Dat zijn krasse standpunten. Alle reden dan ook om het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens en de positie, taken en verantwoordelijkheden van de AP nog eens in een breder perspectief voor het voetlicht te brengen.
Blog
Dossier jeugdzorg
Extra miljarden lossen problemen niet op; nieuw plan jeugdbescherming zorgt voor extra problemen.
Tijdschrift
NJB 25 (2021)
Dossier jeugdzorg
Dit artikel laat allereerst zien dat de jeugdzorg gebukt gaat onder drie complexe, onderling samenhangende problemen: financiële tekorten aan de ene kant en bizarre winsten aan de andere kant; sterk toegenomen wachtlijsten en falende toegankelijkheid voor de ernstige gevallen; en misstanden op het punt van de rechtsbescherming. Vervolgens worden twee stellingen naar voren gebracht. De eerste luidt dat weliswaar duidelijk is dat er meer geld naar de jeugdzorg moet, maar dat daarmee de crisis waarin de jeugdzorg in ons land sinds de transitie in 2015 terecht is gekomen – mede in het licht van de twee andere problemen – allerminst wordt opgelost. De tweede stelling luidt dat een onlangs verschenen plan op het gebied van de gedwongen jeugdzorg, getiteld Toekomst scenario kind- en gezinsbescherming, een nieuwe bedreiging vormt.
Twee uitspraken over beëindiging van een leven
Het verschil tussen hulp bij geassisteerde zelfdoding en euthanasie bestaat erin dat de eerste vorm van beëindiging van een leven wordt beheerst door artikel 8 EVRM, de tweede niet. Euthanasie kan hierom wettelijk worden geregeld zoals het de nationale wetgever goeddunkt. Nederland heeft dit gedaan bij de Wtl. Uitgangspunt blijft dat euthanasie een misdrijf is. Een arts die euthanasie verleent kan zich echter beroepen op de strafuitsluitingsgrond. Wat hulp bij zelfdoding betreft is de nationale wetgever gebonden aan artikel 8 EVRM, zoals uitgelegd in de rechtspraak van het EHRM. Uitgangspunt is dan dat een individu aan zijn onvoorwaardelijk recht op eerbiediging van zijn privéleven de bevoegdheid kan ontlenen zijn leven te beëindigen. Die bevoegdheid omvat ook de bevoegdheid hierbij gebruik te maken van door één of meer anderen aangeboden hulp.
Onderken ook de rol van institutioneel racisme in het migratierecht
In deze bijdrage wordt een parallel getrokken tussen de toeslagenaffaire en het migratierecht met betrekking tot institutioneel racisme. Hoewel op beide terreinen behoefte is aan nader onderzoek, zijn er sterke indicaties dat op beide terreinen sprake is van etnische profilering. Als er een les uit de toeslagenaffaire moet worden getrokken, is het dat ook in het migratierecht zeer kritisch moet worden gekeken naar het gebruik van nationaliteit in risicoprofielen. Daarnaast kent het migratierecht nog grotere obstakels; niet alleen de praktijk, ook het systeem is zo ingericht dat institutioneel racisme in de hand kan worden gewerkt. Het aanpakken van zulke obstakels vereist fundamentele veranderingen.
The Dutch paradox
De notie dat in Nederland, zeker op het gebied van wet- en regelgeving, een krachtige wind waait die discriminatie tegengaat kan leiden tot de zogenoemde Dutch paradox: de gedachte dat de plicht tot non-discriminatoir overheidshandelen sterk verankerd is in wet- en regelgeving, kan ondermijnend werken voor het daadwerkelijk tegengaan van discriminatie in de uitvoerende laag van onze democratie. In deze bijdrage wordt gekeken, vanuit het gezichtspunt van de Dutch paradox, naar de bestaande mechanismen binnen de niveaus van wetgeving, uitvoering en rechtspraak om discriminatoir overheidshandelen in de strafrechtspleging daadwerkelijk te adresseren en te minimaliseren en worden concrete handvatten geboden om op dat gewenste punt uit te komen.
Tijdschrift
NJB 1 (2021)
‘De grondbeginselen van de rechtsstaat zijn geschonden’ als ‘verschrikkelijk ongeluk’
Het rapport Ongekend onrecht van de parlementaire ondervraging naar de uitvoering van de Kinderopvangtoeslagen laat zien dat de werking van de democratische rechtsstaat is aangetast, omdat wetgever, bestuur en rechter te dicht op elkaar zitten. De respectering van grondrechten en de behoorlijke behandeling van burgers is niet gegarandeerd, omdat er te weinig tegenkrachten zijn in ons constitutionele systeem. Ook de bestuursrechtwetenschap heeft het overigens af laten weten. Welke adviezen voor de kabinetsformateur volgen uit Ongekend onrecht?
Of hier.
Verharding van de jeugdcriminaliteit
Alom klinken zorgen over de ‘verjonging en verharding’ van de jeugdcriminaliteit. Toch blijft vaak onduidelijk waar het dan precies over gaat. Zonder dat voor iedereen duidelijk is waar we het over hebben, hangen echter zowel de gedachtewisseling als praktijkinitiatieven in de lucht en is een goed onderbouwde aanpak - laat staan onderzoek naar een effectieve aanpak ervan - onmogelijk. Deze notitie beoogt aan de hand van een quick scan tot zo’n noodzakelijke afbakening te komen.
Kabinet bedreigt verschoningsrecht in belastingzaken
De ‘aanpassing’ die het kabinet voorstelt met het conceptwetsvoorstel tot ‘aanpassing en verduidelijking’ van het wettelijke verschoningsrecht van advocaten en notarissen jegens de Belastingdienst is niet nodig, omdat het probleem dat het kabinet ermee zegt te willen oplossen niet bestaat. De reikwijdte van het verschoningsrecht is duidelijk, inmiddels ook voor het Global Forum van de OESO, die daar eerder nog vragen over had. Een ‘verduidelijking’ is daarom ook niet nodig. Door het conceptwetsvoorstel en de toelichting erbij ontstaat juist onduidelijkheid over de reikwijdte van het verschoningsrecht. Als gevolg daarvan ontstaat ook onduidelijkheid over de meldingsplicht op grond van de WIB. Het voorstel moet daarom niet worden ingediend.
Ondermijning en het strafrecht
In 2019 diende de regering het wetsvoorstel Versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit in. Dit wetsvoorstel bespreekt vijf verschillende vormen van ondermijning die beter moeten kunnen worden aangepakt. Het uiteindelijke doel van het wetsvoorstel is om een effectievere strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit te creëren. De voorgestelde wijzigingen hebben met elkaar gemeen dat zij op het eerste gezicht goed klinken. Een strafverhoging op bedreiging, het gemakkelijker kunnen veroordelen van precursortransport en ‘inklimmers’/’uithalers’ op (lucht)havens, het verhalen van overheidskosten op de veroordeelde en het ‘najagen’ van niet-geïnde boetes – voorstellen die zo op het eerste oog op bijval kunnen rekenen. Leg je de voorstellen echter naast de kritiek die het wetsvoorstel beoogt te adresseren, dan schieten de voorstellen opvallend vaak te kort – of zelfs naast. Waarmee de indruk ontstaat dat dit wetsvoorstel meer voorziet in politieke zoethoudertjes dan dat het daadwerkelijke oplossingen en investeringen biedt.
De begrenzing van grondrechten in coronatijd
Voor inperking van grondrechten moet in het voorliggende geval een noodzaak bestaan, terwijl met de minst verstrekkende ingreep moet worden volstaan. Algemene, categorale verbodsbepalingen kunnen in die context dan ook niet door de beugel.
Tijdschrift
NJB 36 (2018)
De Amsterdamse Top600- aanpak vraagt om bijsturing
De basis van het Amsterdamse Top600-initiatief is de consensus dat het om ernstig delinquente jongeren gaat die problemen hebben op diverse terreinen en dat hun aanpak een op de persoon toegespitste combinatie van lik op stuk en zorg vereist. Toch vraagt deze aanpak op een aantal punten om bijsturing. Dit artikel gaat in op vier kwesties: het ‘opjaagbeleid’, de oriëntatie op de jongere brusjes, de samenstelling van de lijst van 600 en de effectiviteit van de aanpak.
Lees het hele artikel in Navigator.
Moet het pleitbare standpunt ook een rol krijgen buiten het belastingrecht?
Vorig jaar heeft de Hoge Raad het pleitbare standpunt in het fiscale strafrecht dezelfde rol gegeven als in het fiscale boeterecht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het pleitbare standpunt tot nu toe geen invloed toegekend. Kan dat zo blijven of moet de afdeling bestuursrechtspraak ‘om’?
Lees het hele artikel in Navigator.
Geef ze een vinger
Na het sneuvelen van een aan de verdachte te richten decryptiebevel (het bevel om het wachtwoord prijs te geven waarmee hij digitale bestanden heeft beveiligd) in het, kortgeleden ook door de Eerste Kamer aangenomen, wetsvoorstel Computercriminaliteit III, wordt in een advies aan de Minister van Justitie en Veiligheid nu voorgesteld om de verdachte fysiek te kunnen dwingen een met zijn vingerafdruk beveiligde smartphone te ontgrendelen. Een dergelijke bevoegdheid is van belang voor de opsporing, maar het voorstel is in meerdere opzichten ondoordacht en leidt in zijn huidige vorm gemakkelijk tot strijd met het in art. 6 EVRM geïmpliceerde nemo tenetur-beginsel.
Lees het hele artikel in Navigator.
Perspectieven op de uitleg van overeenkomsten
De rechtspraak van de Hoge Raad geeft een prachtig abstract model van de wijze waarop contracten moeten worden uitgelegd. De werkelijkheid is echter nooit geheel in dat model te vangen. Partijen zullen er soms goed aan doen om niet te twisten over het model, maar over wat zich heeft afgespeeld.
Lees het hele artikel in Navigator.
Uitleg, kan het eenvoudiger?
Mr. W.L. Valk schreef recentelijk, op basis van zijn uitgebreide kennis van literatuur en rechtsspraak, een fraaie bijdrage in het NJB over uitleg van rechtshandelingen. De ondertitel van zijn bijdrage luidt: 'Kan het eenvoudiger?' Ja, het kan eenvoudiger, maar dat is een kwestie van keuze.
Lees het hele artikel in Navigator.
Tijdschrift
NJB 11 (2018)
De Catch-22 van de intrekking van de wet raadgevend referendum
Op 21 december 2017 diende de regering het wetsvoorstel tot intrekking van de Wet raadgevend referendum in en één ding wil het kabinet absoluut niet: een referendum over deze intrekkingswet. Om er zeker van te zijn dat dat niet gaat gebeuren, is er een soort dubbel slot op de deur van het voorstel van de intrekkingswet Wrr gezet, de artikelen V en VI. Deze bijzondere bezweringsformules strijden echter met de Grondwet, de Bekendmakingswet, de Aanwijzingen voor de regelgeving, regels van behoorlijk wetgeven, het rechtszekerheidsbeginsel, elementaire logica en ook nog eens met de Wrr zelf. Dat de voorlichting van de Raad van State van 20 februari jl. deze juridische complicaties van het intrekkingswetsvoorstel onder de mat probeert te schuiven, doet daar niets aan af.
Lees het hele artikel in Navigator.
Jeugdsanctie voor jongvolwassen veelpleger?
In 2014 werd het adolescentenstrafrecht ingevoerd als uitzonderingsmodaliteit, die bijzondere kennis en oplettendheid bij de betrokken professionals in de strafrechtketen vereisen. Opvallend is echter dat noch de wet, noch de memorie van toelichting daarbij veel steun biedt en voor zover ze dat doen eerder voor verwarring dan helderheid zorgen. Artikel 77c Sr noemt slechts dat de rechter kan besluiten sancties uit het jeugdstrafrecht toe te passen ‘indien hij (daartoe) grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan’. Doordat de focus daarmee eenzijdig is gericht op de onrijpheid van de jongvolwassen dader, is de rechtspraak opgezadeld met een fundamenteel probleem: kan en moet het adolescentenstrafrecht ook worden toegepast bij ernstige misdaden?
Lees het hele artikel in Navigator.
Hoe te bepalen of een aanduiding van een politieke partij verwarrend is?
De Kieswet bepaalt dat het centraal stembureau een verzoek tot registratie van de aanduiding van een politieke groepering moet afwijzen als de aanduiding verwarrend of anderszins misleidend is voor kiezers. Uit analyse van rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat het daarvoor naar verschillende elementen moet kijken. Het gewicht dat aan elk van deze elementen moet worden toegekend in een concrete besluitvormingsprocedure, is sterk afhankelijk van de casuïstiek.
Lees het hele artikel in Navigator.
Pastafariërs kun je niet serieus nemen
Geloven Pastafariërs dat het Vliegend Spagettimonster de wereld heeft geschapen? De eerste Pastafariër die mij ervan overtuigt dat hij dat écht gelooft, krijgt mijn vergiet.
Lees het hele artikel in Navigator.
Naschrift 'Pastafariërs kun je niet serieus nemen'
Pastafariërs kun je niet serieus nemen, volgens rechter Han Jongeneel, waarmee de discussie over dit geloof eigenlijk al in de kiem gesmoord is. Zoals ik ook in mijn artikel anti-Pas(foto)tafarisme heb betoogd, is het niet aan de rechter om een diepgravend onderzoek te doen naar het wel of niet naar maatstaven van een jurist hebben van een serieus (nieuw) geloof. Het is aan de gelovige om uit te leggen wat hij verstaat onder zijn geloofsbelijdenis en het is aan de rechter interpretatieve terughoudendheid te betrachten.
Lees het hele artikel in Navigator.