Artikelen van Hein Mijnssen
Tijdschrift
NJB 39 (2022)
Hoe kan het burgerperspectief bij de overheid vaste voet aan de grond krijgen?
Het zal geen jurist zijn ontgaan dat het bestuursrecht volop in beweging is. Maar hoe komen alle beoogde veranderingen in het bestuursrecht ook daadwerkelijk terecht in overheidsbesluitvorming? Aan de hand van inzichten uit de psychologie wordt besproken wat hiervoor nodig is. En hoe juristen kunnen bijdragen.
Kanttekeningen bij het advies van de Raad van State over het wetsvoorstel Voltooid Leven
In dit artikel wordt aandacht gevraagd voor enige aspecten van hulp bij zelfdoding die aan de orde zouden moeten komen wanneer wordt overwogen strafbaarheid van hulp bij zelfdoding op te heffen, mits aan wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan. Zo blijkt noch uit het wetsontwerp dat hiertoe strekt noch uit het Advies van de Raad van State daarover dat hulp bij zelfdoding een bevoegdheid hiertoe werd, toen het EHRM aan artikel 8 lid 1 EVRM ontleende dat een ieder bevoegd is het eigen leven te beëindigen op de wijze die en het tijdstip dat hij verkiest. Ook artikel 2 EVRM biedt geen grond om door het opnemen van de wettelijke voorwaarde van uitzichtloos en ondraaglijk lijden, de mogelijkheid tot zelfdoding te beperken van degene die dit nastreeft.
David Icke een gevaar voor de openbare orde?
Op 3 november 2022 ontzegde de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de Britse complotdenker en antisemiet David Icke voor twee jaren de toegang tot Nederland én de 25 andere Schengen-lidstaten. Icke was uitgenodigd om op 6 november 2022 te spreken op een demonstratie in Amsterdam georganiseerd door Samen voor Nederland. Uit de brief van de staatssecretaris blijkt dat hij van mening is dat Icke een gevaar oplevert voor de openbare orde. De eerste vraag is natuurlijk of van een gevaar voor de openbare orde sprake is. Een tweede vraag is of dat gevaar voldoende is om aan Icke de mogelijkheid te ontzeggen om fysiek aanwezig te zijn bij de demonstratie.
Schadeafwikkeling – van laaghangend fruit en zelfreflectie
Dat sommige letselschadedossiers lang lopen, heeft allerlei oorzaken. Sommige versnellingsinitiatieven werken, andere niet. De oplossingen die de afgelopen jaren zijn bereikt, hebben vruchten afgeworpen. Aan mooie voornemens om het afwikkelingsproces nóg verder te verbeteren geen gebrek. Maar het laaghangende fruit is nu wel zo’n beetje geplukt. Dat komt onder andere door een aantal karakteristieken van het aansprakelijkheidsrecht zélf. Als de wetgever een eind wil maken aan de terugkerende klachten over langlopende dossiers, dan is het verstandig om eens serieus te kijken naar de inherente eigenschappen van het huidige aansprakelijkheidsrecht. Daarnaast zou een eenduidige visie van de overheid op de rol van aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht helpen.
Grensverkenningen door de Autoriteit Persoonsgegevens
Volgens de voorzitter van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is het recht op privacy veelomvattend en ziet de AP toe op de naleving daarvan en van alle andere grondrechten uit het EU Handvest. Dit blijkt niet uit het huidig positief recht. De bescherming van persoonsgegevens wordt verward met privacy in de zin van persoonlijke levenssfeer. Een toezichthouder die zowel het begrip ‘privacy’ als veelomvattend en tamelijk absoluut omschrijft en zich daarnaast bevoegd acht ten aanzien van alle grondrechten uit het Handvest, is bezig met serieuze grensverkenningen. Voeg hierbij een mogelijk gebrek aan voldoende institutioneel evenwicht waarbij een instelling rekenschap en verantwoording dient af te leggen tegenover een andere, en we zien ons gesteld voor een groot knelpunt.
Tijdschrift
NJB 25 (2021)
Dossier jeugdzorg
Dit artikel laat allereerst zien dat de jeugdzorg gebukt gaat onder drie complexe, onderling samenhangende problemen: financiële tekorten aan de ene kant en bizarre winsten aan de andere kant; sterk toegenomen wachtlijsten en falende toegankelijkheid voor de ernstige gevallen; en misstanden op het punt van de rechtsbescherming. Vervolgens worden twee stellingen naar voren gebracht. De eerste luidt dat weliswaar duidelijk is dat er meer geld naar de jeugdzorg moet, maar dat daarmee de crisis waarin de jeugdzorg in ons land sinds de transitie in 2015 terecht is gekomen – mede in het licht van de twee andere problemen – allerminst wordt opgelost. De tweede stelling luidt dat een onlangs verschenen plan op het gebied van de gedwongen jeugdzorg, getiteld Toekomst scenario kind- en gezinsbescherming, een nieuwe bedreiging vormt.
Twee uitspraken over beëindiging van een leven
Het verschil tussen hulp bij geassisteerde zelfdoding en euthanasie bestaat erin dat de eerste vorm van beëindiging van een leven wordt beheerst door artikel 8 EVRM, de tweede niet. Euthanasie kan hierom wettelijk worden geregeld zoals het de nationale wetgever goeddunkt. Nederland heeft dit gedaan bij de Wtl. Uitgangspunt blijft dat euthanasie een misdrijf is. Een arts die euthanasie verleent kan zich echter beroepen op de strafuitsluitingsgrond. Wat hulp bij zelfdoding betreft is de nationale wetgever gebonden aan artikel 8 EVRM, zoals uitgelegd in de rechtspraak van het EHRM. Uitgangspunt is dan dat een individu aan zijn onvoorwaardelijk recht op eerbiediging van zijn privéleven de bevoegdheid kan ontlenen zijn leven te beëindigen. Die bevoegdheid omvat ook de bevoegdheid hierbij gebruik te maken van door één of meer anderen aangeboden hulp.
Onderken ook de rol van institutioneel racisme in het migratierecht
In deze bijdrage wordt een parallel getrokken tussen de toeslagenaffaire en het migratierecht met betrekking tot institutioneel racisme. Hoewel op beide terreinen behoefte is aan nader onderzoek, zijn er sterke indicaties dat op beide terreinen sprake is van etnische profilering. Als er een les uit de toeslagenaffaire moet worden getrokken, is het dat ook in het migratierecht zeer kritisch moet worden gekeken naar het gebruik van nationaliteit in risicoprofielen. Daarnaast kent het migratierecht nog grotere obstakels; niet alleen de praktijk, ook het systeem is zo ingericht dat institutioneel racisme in de hand kan worden gewerkt. Het aanpakken van zulke obstakels vereist fundamentele veranderingen.
The Dutch paradox
De notie dat in Nederland, zeker op het gebied van wet- en regelgeving, een krachtige wind waait die discriminatie tegengaat kan leiden tot de zogenoemde Dutch paradox: de gedachte dat de plicht tot non-discriminatoir overheidshandelen sterk verankerd is in wet- en regelgeving, kan ondermijnend werken voor het daadwerkelijk tegengaan van discriminatie in de uitvoerende laag van onze democratie. In deze bijdrage wordt gekeken, vanuit het gezichtspunt van de Dutch paradox, naar de bestaande mechanismen binnen de niveaus van wetgeving, uitvoering en rechtspraak om discriminatoir overheidshandelen in de strafrechtspleging daadwerkelijk te adresseren en te minimaliseren en worden concrete handvatten geboden om op dat gewenste punt uit te komen.