Artikelen van Hans Hofhuis
Tijdschrift
NJB 13 (2024)
De januskop van de civiele rechter en de verhouding tot de rechter-bemiddelaar
De rechter heeft altijd de opdracht gehad om, waar mogelijk, te bevorderen dat een procedure door een minnelijke regeling wordt beëindigd. Anders dan in het Duitse en het Belgische recht heeft de Nederlandse wetgever de rechter echter geen enkele structuur of houvast gegeven voor een behoorlijke vervulling van diens schikkingstaak. Het gevolg daarvan is een wildgroei aan ideeën over de beste werkwijze. Daarbij liggen rechtsstatelijke bezwaren op de loer en rijzen ook andere fundamentele problemen. Zo botst het wezen van mediation, vertrouwelijkheid, met de vereiste grondregel van openbaarheid van rechtspraak. Op tal van vlakken levert de dubbelrol van de bemiddelende rechter zoals die wordt bevorderd, innerlijke tegenstrijdig heden en verwarring op. Rechtspraak moet niet verworden tot een vorm van mediation. Dat leidt tot een onjuist beeld van de rechter.
Bundeling van civiele vorderingen: representativiteit en de verhouding tussen de staatsmachten
Artikel 3:305a BW kent sinds 1994 de mogelijkheid dat een stichting of een vereniging een rechtsvordering instelt tot bescherming van ‘gelijksoortige belangen van andere personen’, voor zover de stichting of vereniging deze belangen in haar statuten behartigt. Gaat het daarbij om acties ‘in het algemeen belang’ of om acties voor algemene (dat wil zeggen niet speciaal aan één of meer individuen gebonden) belangen? Het dienen van het algemeen belang is bij uitstek de taak en de opdracht van overheden, die soms ook private belangen tot hun recht moeten laten komen. Recente discussies in de Tweede Kamer betreffen de representativiteitseis van artikel 3: 305a BW, maar daarachter schuilen vragen over de positie van derden en over de verhouding tussen de rechter en politieke organen. Het is verantwoord én gewenst dat de rechter terug houdend gebruikmaakt van zijn ‘rechterlijke macht’ in zaken die (ook) tot het politieke domein behoren. Soms moet het, soms mag het maar hoeft het niet, en soms is het ronduit ongewenst.
Beschuldigd van dementie
De rechterlijke machtigingsprocedure-procedure heeft geen goede uitwerking op mensen met dementie. Door hun ziekte begrijpen ze de procedure niet, ervaren ze deze als zeer stressvol en leidt de procedure niet tot acceptatie van het besluit tot opname. De hoorzitting is zeer stressvol en belastend voor deze mensen. Kan dat niet anders?
Tijdschrift
NJB 4 (2022)
Tijdige rechtspraak 2020-2023: gaat het er toch van komen?
Doorlooptijden van civiele procedures vormen een zwakke plek in onze rechtspleging. Terecht heeft de Rechtspraak dit onderwerp hoog op de agenda geplaatst. Er zijn ambitieuze plannen, met scherpere normen. Maar zijn ze goed doordacht en hebben ze kans van slagen? De auteurs zien geen grond voor een positief antwoord op deze vragen.
Circulair bouwen
Dit artikel komt voort uit het initiatief ‘Jurist doet WAT’ dat het Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen en het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen in 2020 zijn gestart. De gedachte achter dit initiatief is dat iedere jurist(e) vanuit zijn of haar eigen (juridische) expertise iets kan bijdragen aan de verduurzaming van de economie en de maatschappij. In dat kader roepen het NGB en het OO&R alle juristen in Nederland op mee te doen en samen bij te dragen. Als onderdeel van ‘Jurist doet WAT’ zijn zes zogeheten ‘Klimaattafels’ (werkgroepen van juristen) aan de slag gegaan om met concrete (juridische) voorstellen te komen die kunnen bijdragen aan verduurzaming. De auteurs van dit artikel maken deel uit van de Klimaattafel Gebouwde Omgeving en in dat kader is dit artikel geschreven. Het bevat een concrete suggestie hoe partijen de circulariteit in de gebouwde omgeving kunnen bevorderen door het overeenkomen van een terugnamegarantie.
Spoedprocedures over coronamaatregelen in België en Nederland
In Nederland en België wordt over vergelijkbare coronamaatregelen geprocedeerd. In dit artikel wordt een aantal recente rechterlijke uitspraken uit beide landen naast elkaar gelegd. De positie van de Belgische Raad van State bij de beoordeling van de overheidsmaatregelen lijkt (iets) steviger dan de rol die de Nederlandse rechter zich bij zo’n beoordeling aanmeet. De Nederlandse onmiskenbaarheidstoets versus het Belgische ernstig middelcriterium in kort geding zijn met elkaar vergelijkbaar, met dien verstande dat de Belgische Raad van State wel tot een zelfstandige én uitgebreidere evenredigheidstoets komt en de Nederlandse rechter een meer beperkte proportionaliteitstoets toepast. Het ruimere toetsingskader van de Belgische Raad van State kan een inspiratiebron vormen voor de Nederlandse rechters.
Vrij en blij?
In de bijdrage onder de titel Vrijheid Blijheid. Of: Nederland vogelvrij? wordt op een nogal suggestieve, in elk geval weinig genuanceerde, wijze een beeld geschetst dat het sinds februari 2021 kommer en kwel is met de voorlopige hechtenis in ondermijningszaken. In die zaken wordt volgens de auteurs te vaak de voorlopige hechtenis geschorst. De rechter laat zich daarbij kennelijk leiden door de rechtspraak van het EHRM en door het gebrek aan perspectief op een inhoudelijke behandeling van de zaak. Al met al een zorgelijke ontwikkeling volgens de auteurs. Zij maken er en passant ook melding van dat het doorgaans gaat om niet-gepubliceerde uitspraken en vragen meer aandacht voor het debat over de voorlopige hechtenis en voor meer middelen.
Naschrift
We danken prof. Mols voor de moeite die hij heeft genomen om te reageren. We scharen ons achter zijn oproep om meer beslissingen omtrent de voorlopige hechtenis te publiceren, zodat het debat beter gevoerd kan worden. Dat debat mag ook gaan over de vraag wat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) precies leert.
Tijdschrift
NJB 42 (2020)
De rol van excuses in de civiele rechtspraak
In de literatuur wordt wel bepleit dat excuses kunnen leiden tot negatieve juridische consequenties voor de aanbieder. Maar is angst voor negatieve juridische consequenties eigenlijk wel terecht? Daarover bestaat in de wetenschap nog veel onduidelijkheid. De auteur heeft met haar promotieonderzoek een poging gedaan om deze kennislacune op te vullen. Het doel van het onderzoek was om erachter te komen op welke wijze het aanbieden van excuses door een juridische procedure kan worden belemmerd of juist gestimuleerd. In dit artikel worden de belangrijkste onderzoeksbevindingen beschreven, waarbij de aandacht primair is gericht op analyse van de civiele rechtspraak.
Wetsvoorstel vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht vraagt om verduidelijking en aanpassing
Het wetsvoorstel vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht is een verbetering ten opzichte van het consultatievoorstel, maar geeft nog steeds reden tot zorg. De memorie van toelichting laat ruimte voor een rechter die niet alleen het recht, maar ook de feiten aanvult. Dit strookt niet met het uitgangspunt van het voorstel dat de rol van de rechter niet wijzigt, dus de auteurs gaan ervan uit dat dit niet zo is bedoeld. Verder doen zij een poging tot opheldering van de reikwijdte van de aangepaste preprocessuele informatieverzamelingsplicht, die wat hen betreft zou moeten worden geschrapt, en de resterende ruimte voor voorlopige bewijsverrichtingen tijdens een lopende procedure.
Het gebruik van geanonimiseerde verklaringen in en buiten rechte
Het gebruik van geanonimiseerde verklaringen van informanten die weet hebben van eventuele misstanden, is op zichzelf begrijpelijk. Zonder hun verklaringen is het misschien niet mogelijk de misstand aan te pakken. Het gebruik van dergelijke verklaringen – eerst door degenen die een onderzoek doen naar het gebeurde en later mogelijk door de rechter – roept echter wel de vraag op of de betrokkene daardoor niet wezenlijk wordt geschaad in de mogelijkheid zich te verdedigen. Het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor zal uiteindelijk veelal het zwaarst moeten wegen. Onderzoekers doen er goed aan niet tegelijk en zonder voorbehoud (i) anonimiteit te garanderen aan de informanten en (ii) de betrokkenen een recht op wederhoor toe te zeggen. Gedragsregels en protocollen die beide garanderen zijn innerlijk tegenstrijdig. Het respecteren van een werkelijk recht op wederhoor kan ertoe leiden dat een misstand voortduurt of zonder sancties blijft. Aan deze uitkomst is mogelijk te ontkomen als onderzoekers de in dit artikel beschreven eisen in acht nemen.
Lang leve de veiling!
Op 10 december zal de Nobelprijs voor de Economie worden uitgereikt aan Roger Wilson en Paul Milgrom voor hun bijdrage aan de veilingtheorie en de ontwikkeling van nieuwe veilingmodellen. Voor de ontwikkeling van ‘verdelingsrecht’, van belang bij de verdeling van schaarse rechten door de overheid, kan deze veilingtheorie van grote betekenis zijn.
Reacties op Excuses belicht vanuit multidisciplinair perspectief
In het artikel Excuses belicht vanuit multidisciplinair perspectief - Een kritische visie bekritiseren de auteurs eerdere publicaties van met name Akkermans en Van Dijck. Zij achten de opvatting problematisch dat excuses niet oprecht hoeven te zijn, willen zij van waarde zijn voor bijvoorbeeld een benadeelde. Dat mag je vinden, maar het gaat wat ver om te suggereren dat het empirische perspectief wordt verabsoluteerd of dat er onterecht een wetenschappelijk consensus wordt gepresenteerd.
Geeraets en Maas schrijven in hun artikel dat met name Akkermans en Van Dijck claimen dat oprechtheid van excuses geen voorwaarde zou vormen voor geslaagde excuses, en dat die claim wetenschappelijk niet houdbaar is. Het gaat de aangevallen wetenschappers er echter om of ook niet-spontane of gedwongen aanbieding van (elementen van) excuses van enige waarde kan zijn voor benadeelden. Overigens schreven Akkermans, Uijttenbroek, Van Wees en Hulst juist geen voorstander te zijn van verplichte excuses.
Tijdschrift
NJB 20 (2018)
De omvang van cassatiestukken in civiele zaken
Het verschijnsel van steeds dikker wordende cassatiedossiers is te ernstig om er geen aandacht aan te besteden, omdat indien waar is dat individuele raadsheren niet meer het gehele dossier gelezen krijgen en zelfs niet meer voldoende aan grondige bestudering van de cassatiestukken toekomen, uiteindelijk het fundamentele recht van procespartijen om zich te laten horen én om gehoord te worden in gevaar komt. Auteur vergelijkt de omvang van de stukken uit 1980 en 2015 en onderscheidt tien oorzaken die aan de uitdijing van de dossiers debet kunnen zijn.
Lees het hele artikel in Navigator.
Integriteit in het openbaar bestuur
Recht en ethiek zijn verschillende systemen, beide met eigen methodiek en rechtvaardigingsgronden. Vanwege die alteriteit is niet te rechtvaardigen dat de een de ander wegdrukt. In vele zaken die onlosmakelijk samenhangen met de kwaliteit van het openbaar bestuur spelen normatieve vragen die niet juridisch verwoord kunnen worden. Het cultiveren van de ethische dimensie is daarom essentieel. Wetten kunnen pas functioneren in een context waarin een minimum aan moreel goede beginselen heerst.
Lees het hele artikel in Navigator.
De selectie voor rechters geanalyseerd
De selectieprocedure voor rechters vertoont gebreken. De kans is reëel dat de Rechtspraak daardoor uitstekende kandidaten afwijst of afschrikt.
Lees het hele artikel in Navigator.
Caribische strafvordering in de praktijk
Welke verschillen tussen de strafvordering in het Caribische deel van het Koninkrijk en de strafvordering in Nederland zijn belangrijk voor de praktijk en waarom? Het Caribische Wetboek van Strafvordering stamt uit 1997. In de meeste gevallen valt er nog prima mee te werken. Toch wordt het tijd dat na twintig jaren trouwe dienst een herziening wordt ingevoerd van dit kundig opgezette en elegant uitgevallen wetboek.
Lees het hele artikel in Navigator.
Tijdschrift
NJB 34 (2016)
Multiple politica en tegendemocratie
Het nakende jubileum van het algemeen kiesrecht, maar ook de komende verkiezingen, nodigen bij uitstek uit tot bezinning over de vertegenwoordigende democratie. De suggestie die hier wordt gedaan is die democratie meer als een agora en platform op te vatten. Zo wordt een opener politiek debat mogelijk, dat zicht weet te houden op wat er in de tegendemocratie plaatsvindt en aan standpunten wordt geagendeerd. Tegelijkertijd blijft robuuste verankering van instituties minstens even cruciaal, want juist die staan garant voor stabiliteit en voor de rechtsstaat. De uitdaging bestaat er dus in om dialectisch te democratiseren en het ene te doen en het andere niet te laten: intelligent ruimte geven aan de tegendemocratie en hindermacht, en verstandig voortbouwen op wat de vertegenwoordigende democratie en flankerende instituties te bieden hebben.
Lees het hele artikel in Navigator.
Het verbod van een politieke partij
De opkomst in Europa van rechts-populistische partijen enerzijds en moslim-fundamentalisten anderzijds dwingt regeringen er toe na te denken over de vraag hoe om te gaan met extremistische organisaties en bewegingen wier gedachtegoed of ideologie haaks staat op de uitgangspunten van democratische rechtsstaten. Wat rechtvaardigt het verbod van een politieke partij in een democratie? Hoe kan een dergelijke ogenschijnlijk ondemocratische maatregel politiek-filosofisch gerechtvaardigd worden en wat vormt het huidige juridische criterium voor een partijverbod? Betoogd wordt dat de rechtsfilosofie van Gustav Radbruch in de politiek-filosofische rechtvaardiging voor een partijverbod kan voorzien. Daarnaast wordt geconcludeerd dat op grond van het huidige recht niet alleen antidemocratische partijen, maar ook anti-rechtsstatelijke partijen verboden kunnen worden. In dat opzicht ligt aan de Nederlandse rechtsorde een materiële democratie-opvatting ten grondslag.
Lees het hele artikel in Navigator.
‘Ius ét iustitia’ en de correctie Langemeijer
Recent adopteerde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de, in het privaatrecht ontwikkelde, correctie Langemeijer. Wat betreft (de toepassing van) deze correctie zijn er tussen privaatrecht en bestuursrecht zeker nog verschillen, die deels door de aard van het bestuursrecht kunnen zijn ingegeven. Ook in verband met de te dienen rechtvaardigheid zijn nog ‘punten’ te maken. Een en ander neemt echter niet weg dat het verheugend is dat door de Afdeling stappen zijn en worden gezet om een onrechtvaardige uitwerking van het relativiteitsvereiste te kunnen voorkomen door adoptie van deze correctie in het bestuursrecht. Dat op zich reeds verdient hulde. In de praktijk moet er wel op worden toegezien dat uitholling van dit correctief door een te rigide gebruik ervan wordt vermeden.
Lees het hele artikel in Navigator.
Rapport Commissie rechtseenheid bestuursrecht
Het advies van de Commissie rechtseenheid bestuursrecht biedt een degelijke analyse van de verschillende mogelijkheden tot rechtseenheidsvoorziening en maakt met feitelijke informatie en voorbeelden duidelijk waarom een gedifferentieerd stelsel de voorkeur heeft. Rechtseenheidsvragen komen in soorten en maten voor, waarop procedurele instrumenten moeten worden afgestemd. Door de minimale regeling die wordt voorgesteld, zal veel afhangen van de toepassing van de procedures in de praktijk door de Afdeling en de Hoge Raad.
Lees het hele artikel in Navigator.
Zaakstoedeling en artikel 17 Gw
Aflevering 292 bevat een prikkelende bijdrage van Ulli d’Oliveira met de titel ‘Zaakstoedeling en het vleugellamme artikel 17 Grondwet’. Uitgaande van zijn interpretatie van dit artikel en van artikel 6 EVRM acht hij de praktijk bij sommige gerechten ongrondwettig. Hij bepleit formele regelgeving ter uitvoering van het grondwetsartikel. Ik plaats kele kanttekeningen bij zijn bijdrage.
Lees het hele artikel in Navigator.
Bekijk dit nummer in Navigator.
Tijdschrift
NJB 27 (2015)
De onttrekkende advocaat
Het staat een advocaat behoudens uitzonderingsgevallen vrij om zich te onttrekken aan een procedure. De onttrekking kent een proces-, civiel- en tuchtrechtelijke dimensie. In het licht van deze dimensies worden in dit artikel richtlijnen geschetst voor de advocaat die zich op zorgvuldige wijze wil onttrekken. Hierbij wordt gezien de grote procedurele consequenties van de onttrekking een ruime informatieplicht van de advocaat jegens de (ex-)cliënt bepleit.
Zes suggesties voor Verbetering van de Toegang tot Recht
In dit advies schetsen wij op persoonlijke titel enkele mogelijkheden om de toegang tot recht te verbeteren. Het gaat ons uitdrukkelijk om meer dan toegang tot het recht of toegang tot de rechter. Het gaat om rechtvaardige oplossingen van problemen tussen mensen, in het bijzonder voor diegenen die het minst conflictvaardig zijn. Het gaat ook om een goede ordening voor menselijke en zakelijke relaties, een ordening die conflicten waar mogelijk voorkomt. Het gaat ons dus uitdrukkelijk om de maatschappelijke effecten van de rechtspleging.
Kwaliteit als permanente discussie
Op vrijdag 12 juni 2015 vond in Zwolle de jaarvergadering van de Nederlandse Juristen-Vereniging plaats. Terwijl de temperaturen buiten opliepen tot dertig graden, bespraken de leden van de NJV in het koele IJsseldeltacentrum drie lijvige preadviezen over de kwaliteit(sbeoordeling) van rechtspraak, wetgeving en rechtswetenschap. In de wandelgangen klonk veel lof voor het brede en actuele thema, dat voor iedere jurist relevant is. Wie vreesde voor oeverloze discussies over de vraag wat kwaliteit precies inhoudt, werd al snel gerustgesteld: in hoog tempo werd gediscussieerd over verantwoordelijkheden en concrete verbetermogelijkheden. Een impressie van de jaarvergadering.
‘Omdat in deze zaak, naar mijn overtuiging, nog géén recht is gedaan’
Jaarrede van de voorzitter van de Nederlandse Juristen-Vereniging uitgesproken tijdens de Jaarvergadering van de Vereniging op 12 juni 2015 te Zwolle. Onderwerp van de rede is de bijdrage van de cassatieadvocatuur aan de rechtsvorming door de Hoge Raad, in het bijzonder na de inwerkingtreding van de Wet Versterking Cassatierechtspraak.
Notulen van de algemene vergadering van de Nederlandse Juristen-Vereniging
De vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter van de NJV, de heer prof. mr. J.B.M. Vranken.
Tijdschrift
NJB 26 (2014)
‘Wij weten wel wat wij doen’
Juridisch-dogmatisch onderzoek kan veel meer zijn dan praktijkkunde of hofleverancier van argumenten voor de rechtspraak. Het hoeft, als het om inhoudelijke kwaliteit gaat, in niets onder te doen voor het hooggeprezen multidisciplinaire, internationale, rechtsvergelijkende of empirisch juridische onderzoek. In het Algemeen Deel 2014 probeert Vranken dit aan te tonen voor wat betreft dissertaties, tijdschriftartikelen en annotaties. Tegelijk berust hij niet in de huidige status quo, maar geef aan dat, waar en waarom verbeteringen wenselijk en ook mogelijk zijn.
Hoe raar zijn die juristen eigenlijk?
De NJB-salon ‘Rare jongens die juristen’ die op 24 april jl. plaatsvond, is een goede aanleiding om de stand van de rechtswetenschap op te nemen. De ontwikkelingen volgen elkaar snel op, maar vertonen van een grotere afstand bezien herkenbare patronen. Terugkerende elementen daarin zijn de relatie van de rechtswetenschap tot de praktijk, tot de (andere) maatschappij- en geesteswetenschappen, en natuurlijk tot zijn object: het recht (hoe dan ook gepercipieerd). Dan rijst de vraag: zijn die juristen eigenlijk wel zulke rare jongens? Anders gezegd, neemt de rechtswetenschap in het spectrum van disciplines een eigen positie in, of is zij vergelijkbaar met (andere) geestes- of maatschappijwetenschappen? In dit essay worden vanuit een comparatief en historisch perspectief enkele grote lijnen getrokken, omdat je soms van veraf meer ziet.
Versnelling van de doorlooptijden van rechtszaken met 40%
Prof. mr. M.J.A.M. Ahsmann is bijzonder hoogleraar Rechtspleging in Leiden en senior rechter A rechtbank Den Haag. Mr. H.F.M. Hofhuis is rechter-plaatsvervanger in (en oud-president van) die rechtbank.
De waardering voor de rechtspraak in Nederland is groot. Dit betreft vooral het rechterlijke functioneren. Maar ook qua doorlooptijden doet Nederland het internationaal goed. Toch wil de Rechtspraak sneller gaan werken. Daartoe is eind 2012 het programma KEI (Kwaliteit en Innovatie) gelanceerd. In het verlengde daarvan beschrijft de (concept)Agenda van de Rechtspraak 2015-2018 de koers voor de komende jaren. Aan deze Agenda zijn hoge versnellingspercentages gekoppeld. De eerste doelstelling is dat in 2018 de duur van rechtszaken 40% korter zal zijn dan in 2013. Maar dit bekortingspercentage berust op een ondeugdelijk fundament. Eerst zou systematisch moeten worden bezien waar ruimte bestaat voor versnelling. Het rapport waarop een en ander is gebaseerd biedt slechts min of meer kale cijfers, terwijl een deugdelijke programmatheorie ontbreekt. De Rechtspraak zou er goed aan doen om geen verwachtingen te wekken die zij zeer waarschijnlijk niet kan waarmaken.Veranderingen in het procesrecht
De ophanden zijnde modernisering en vernieuwing van de rechtspraak baren de auteur zorgen. De voornemens richten zich op sneller en efficiënter procederen, met name door digitalisering van diverse stappen van de gerechtelijke procedures. De vraag is of met deze beklemtoning van snelheid en efficiëntie niet te veel afbreuk wordt gedaan aan de ruimte voor zorgvuldigheid en deugdelijke onderbouwing.
Reactie en Naschrift
Blog
De selectie voor rechters geanalyseerd
Waarom wijst de Rechtspraak uitstekende kandidaten af?