Artikelen van Antoon Quaedvlieg
Tijdschrift
NJB 25 (2018)
Waarin een klein land groot kan zijn
In de nacht van 31 december 1991 op 1 januari 1992 kreeg Nederland een Nieuw BW. Het waren andere tijden. We waren regerend Europees kampioen voetbal. De sfeer was goed in die jaren negentig. We liepen voorop. Vooral in het Oosten was er belangstelling voor een hypermodern Wetboek als het onze. Nu is het WK aan onze neus voorbij gegaan en likt het Nederlandse volk zijn wonden. Maar wij juristen rechten de rug.
Lees het hele artikel in Navigator.
De betekenis van het Nieuw BW in de Nederlandse rechtsstaat
De hercodificatie van het burgerlijk recht was geen partijpolitiekomstreden project. Toch was het evenmin een technisch project. Anders dan bij de codificatie van 1838 zijn over het Nieuw BW om te beginnen met Meijers’ vraagpunten deskundigen en belanghebbenden gehoord en konden, als de onderwerpen zich daartoe leenden, maatschappelijke organisaties zich uitspreken. Met de hercodificatie van 1992 is de geest uit de fles: het nieuw Burgerlijk Wetboek is ‘gewoon’ een bijzonder deel van de wetgeving waarmee de Nederlandse samenleving democratisch zichzelf bestuurt. Het Burgerlijk Wetboek is geen neutrale techniek die in om het even welke samenleving past, maar werkt algemeen aanvaarde juridische beginselen en normen uit op een manier die aan de sociaal-economische behoeften van de tijd recht doet.
Lees het hele artikel in Navigator.
De lange adem van Boek 9
Boek 9 BW bestaat niet: het is ‘gereserveerd’. Bestemd om het vermogensrecht voor intellectuele goederen te regelen, is de negende wagon van de BW-trein nog steeds leeg. De aanloop naar Boek 9 is inmiddels wel erg lang. Is het na 25 jaar nog wenselijk om op de rijdende trein van het BW te springen? Kan het, en moet het?
Lees het hele artikel in Navigator.
De personenvennootschap en de bijzondere gemeenschap
In deze beschouwing wordt ingegaan op de al lange tijd lopende discussie of bij een integrale regeling van de personenvennootschap in het nieuwe Burgerlijk Wetboek, rechtspersoonlijkheid het uitgangspunt zou moeten zijn. Het accent ligt hierbij op de keuzes die in toekomstige wetgeving gemaakt zullen moeten worden en de relevantie van Titel 3.7 NBW in dat verband.
Lees het hele artikel in Navigator.
Tijdschrift
NJB 13 (2014)
Waarheidsvinding in de jeugdbescherming
Lange tijd speelde het streven naar waarheidsvinding slechts een marginale rol in het jeugdbeschermingsrecht. Waarheidsvinding werd geassocieerd met publiekrechtelijke rechtsgebieden waarin de staat intervenieert in de rechten en vrijheden van burgers. Het jeugdbeschermingsrecht is weliswaar civielrechtelijk van aard, toch kan de overheid op dit gebied fors ingrijpen in het leven van burgers. Na alarmerende berichten over gebrekkige besluitvorming in het systeem van jeugdbescherming op basis van onjuiste of onvolledige informatie en een onderzoek van de Kinderombudsman dat op verschillende fronten forse kritiek levert op de wijze van rapporteren in de keten jeugdzorg is nu via amendering in de Jeugdwet een plicht tot waarheidsvinding in de wet verankerd. Maar er is meer nodig om waarheidsvinding in de hele keten te internaliseren. Te beginnen met eenduidige rapportages waarin een onderscheid wordt aangebracht tussen feiten, visies en interpretaties.
De ‘rechter nieuwe stijl’
Er wordt binnen de rechtspraak hard gewerkt aan de ontwikkeling van de ‘rechter nieuwe stijl’, een rechter met een sterke gerichtheid op het conflict achter het juridische geschil, een rechter die in samenspraak met partijen op zoek gaat naar een praktische oplossing voor hun geschil. Een nadere beschouwing van deze ‘rechter nieuwe stijl’ leert dat deze helemaal niet zo nieuw is maar juist een representant van een traditionele vorm van conflictbeslechting. Hij is te herkennen in de comparerende rechter, de kantonrechter en de kort gedingrechter die in spoedeisende situaties met een slimme oplossing komt om een impasse te doorbreken. Maar ook in traditionele ‘stamhoofden’ die conflicten beslechten in culturen die niet zijn georganiseerd in statelijke verbanden. Deze als nieuw gepresenteerde, maar in feite oeroude, rechter staat voor een bepaalde benadering van recht en samenleving die uitdrukking geeft aan de ethische opvatting dat rechtspraak in nauw contact met de samenleving moet staan. Maar een oplossingsgerichte, pragmatische en op efficiency gerichte insteek zoals de ‘rechter nieuwe stijl’ die heeft, is niet zonder meer te verenigen met de positie van de rechter in een democratische rechtstaat die primair op de wetgever is georiënteerd.
Straffen horen in het strafrecht thuis
Wie als bestuurder betrapt wordt met een te hoog alcoholpromillage kan sinds eind 2011 verplicht worden een alcoholslot in zijn auto te laten inbouwen. Een bestuursrechtelijke maatregel die echter zodanige kosten met zich meebrengt dat van een criminal charge gesproken kan worden. De maatregel zou daarom strafrechtelijk van aard moeten zijn.
Zelfplagiaat is geen wetenschapsfraude
Sinds januari plaagt ‘zelfplagiaat’ het geweten van de academie. Een nogal hijgerige perscampagne stelde het recent aan de kaak als alweer een vorm van wetenschapsfraude in een steeds troostelozer gecorrumpeerd academisch landschap. Dat is een misleidende voorstelling van zaken. De berichtgeving blijkt niettemin ook juridische auteurs te verontrusten. Die gewetenskriebels zijn echter meestal onterecht.
Geen adviesrecht voor zielig slachtoffer?
Blog
Zelfplagiaat is geen wetenschapsfraude
Waarom zou een auteur geen bouwsteen van eigen hand mogen hergebruiken?