Wetsvoorstel (13-01-2025) tot wijziging van de Embryowet naar aanleiding van de derde wetsevaluatie
—De Embryowet stelt grenzen aan handelingen met geslachtscellen en embryo’s. Deze wet regelt gevoelige materie die raakt aan fundamentele waarden. Met de in de wet vastgestelde grenzen heeft de wetgever beoogd een evenwicht te vinden tussen het respect voor beginnend menselijk leven en het belang van andere waarden, zoals de vooruitgang van de medische wetenschap en de kwaliteit en veiligheid van de (toekomstige) (voortplantings)geneeskunde. In 2020/21 is de Embryowet voor de derde keer geëvalueerd. De evaluatieonderzoekers concludeerden dat de Embryowet in algemene zin goed functioneert en dat de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) haar toetsende rol bij wetenschappelijk onderzoek met embryo’s en foetussen op adequate wijze vervult. De evaluatie onderzocht ook de vraag of met een behoorlijke wetsuitvoering ook het kerndoel van de Embryowet – bescherming van (beginnend) menselijk leven en de menselijke waardigheid in een evenwichtige afweging met andere belangen – wordt bereikt. De evaluatie wees uit dat dit in toenemende mate niet het geval is. Enerzijds werd geconstateerd dat specifieke onderdelen van de Embryowet te veel bescherming aan beginnend menselijk leven bieden en te weinig rekening houden met andere belangen, zoals het kunnen uitvoeren van belangrijk wetenschappelijk onderzoek. Anderzijds beschreven de onderzoekers dat er momenteel handelingen met embryo’s en bijzondere menselijke cellen mogelijk zijn waarvan het onduidelijk is of die onder de bescherming van de Embryowet vallen of zouden moeten vallen.
Deze evaluatie is de directe aanleiding voor dit wetsvoorstel.
De volgende aanbevelingen uit de wetsevaluatie worden grotendeels overgenomen in het wetsvoorstel:
- Er wordt een voorstel gedaan voor een nieuwe wettelijke definitie van embryo. In de vigerende definitie van embryo is enkel het vermogen om uit te groeien tot een mens een onderscheidend criterium. Door middel van nieuwe technieken kan in theorie een embryo tot stand worden gebracht. Echter, door middel van deze technieken zijn er ook varianten te maken van typen entiteiten die niet het vermogen hebben uit te groeien tot een mens. Deze kunnen desondanks een relevante bijdrage leveren aan wetenschappelijke kennis over de embryonale ontwikkeling, bijvoorbeeld over de ontwikkeling van (erfelijke aandoeningen in) specifieke orgaansystemen. Het zoeken naar houvast heeft na bestudering van de evaluatie ertoe geleid dat bevruchting een plek krijgt in de definitie. Door de entiteit die het resultaat is van het proces van bevruchting als uitgangspunt te nemen is het mogelijk ook embryo’s onder de reikwijdte van de Embryowet te brengen waarvan de kenmerken veel minder eenduidig zijn te beschrijven, namelijk door ze te relateren aan het ‘klassieke’ embryo dat is ontstaan door bevruchting.
- Ook wordt voorgesteld het verbod op het speciaal tot stand brengen van embryo’s voor onderzoeksdoeleinden niet van toepassing te laten zijn op bepaalde typen embryoachtige structuren (embryo-like structures; ELS) die een intact ‘klassiek’ embryo nabootsen. Op deze manier is het mogelijk om met dit type ELS medisch-wetenschappelijk onderzoek uit te voeren, mits voldaan wordt aan een aantal randvoorwaarden.
- Verduidelijkt wordt dat ELS zich niet langer dan veertien dagen mogen ontwikkelen vanaf het moment dat de samengebrachte cellen een zichzelf organiserende structuur vormen met aftrek van de geschatte ontwikkelingsleeftijd op datzelfde moment.
- In de wetsevaluatie wordt de aanbeveling gedaan om alle cybriden (mens-diercombinaties) onder de reikwijdte van de Embryowet te brengen omdat het gaat om combinaties waarbij het menselijk deel van het DNA overheerst. Er is gekozen om dit niet te doen. Bij een cybride die geen intact ‘klassiek’ embryo nabootst, is er geen sprake van beginnend menselijk leven. Onderzoek met cybriden die zich niet een intact ‘klassiek’ embryo nabootsen en dus buiten de Embryowet vallen, zal gereguleerd worden via de Wzl.
- Voorgesteld wordt tevens dat onderzoek naar foetussen en zwangerschapsondersteunend weefsel altijd aan de CCMO wordt voorgelegd. Echter, vanwege de geringere risico’s zal het in sommige gevallen passender zijn dat een lokale METC (Medisch Ethische Toetsingscommissie) de beoordeling uitvoert. Wordt na verloop van tijd duidelijk welk type onderzoek dit betreft, dan kan de CCMO besluiten dat soorten onderzoek waarbij de foetus niet wordt onderworpen aan invasieve handelingen of waarbij de toestand van de foetus naar verwachting niet wordt gewijzigd, in het vervolg door een METC te laten beoordelen. Door deze wijziging gaat al het onderzoek met een foetus dus in eerste instantie langs de CCMO, conform de aanbevelingen in de wetsevaluatie.
- Het wetsvoorstel introduceert de bevoegdheid voor de minister om een bestuurlijke boete op te leggen bij bepaalde overtredingen van de Embryowet. Het gaat dan om strafbaar gestelde feiten die overtredingen zijn op grond van Embryowet. Gedragingen die als misdrijf strafbaar zijn gesteld blijven uitsluitend strafrechtelijk handhaafbaar.