Wetsvoorstel (19-06-2024) tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel

—Het doel van dit wetsvoorstel is om voor alle uitvoerende partijen een zorgvuldige, beheerste transitie beter mogelijk te maken, door te regelen dat de transitie, met in beginsel één jaar, wordt verlengd. Door de transitieperiode met een jaar te verlengen ontstaat er meer ruimte voor uitvoerende partijen om de werkzaamheden te spreiden, waardoor de druk afneemt en een zorgvuldige transitie voor iedereen mogelijk is. Een tweede doel van dit wetsvoorstel is om ervoor te zorgen dat de regering tijdig kan ingrijpen wanneer een verdere verlenging van de pensioentransitie onverhoopt noodzakelijk blijkt te zijn. Als zou blijken dat de transitieperiode nogmaals verlengd moet worden, en de transitieperiode zou op dat moment alleen via een wetswijziging aan­gepast kunnen worden, kan onvoldoende snel (wettelijke) zekerheid worden geboden aan alle partijen. Dat kan leiden tot onwenselijke gevolgen voor uitvoerende partijen en uiteindelijk burgers. Om dit te voorkomen wordt voorgesteld de verschillende transitiedata te verplaatsen van de verschillende wetten naar een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Met het overhevelen naar een algemene maatregel van bestuur is de wetgevingsprocedure korter, maar blijft het wel een zorgvuldig proces met onder meer besluitvorming in de ministerraad en advisering door de Afdeling. Door dit in een AMvB onder te brengen kan beter worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen en kan tijdig worden ingegrepen als uit de monitoring van de transitie blijkt dat het extra jaar onvoldoende is zorgvuldig te doorlopen. Bovendien blijven beide Kamers van de Staten-Generaal betrokken bij de besluitvorming door middel van een voorhangprocedure. De Afdeling merkt onder andere op dat bij ­verlenging van de transitieperiode moet worden bekeken of het transitie-ftk ook voor een langere periode voldoende evenwichtig is. Het kan zijn dat aanpassing van het transitie-ftk nodig is om de belangen van de verschillende groepen deelnemers voldoende recht te blijven doen. De toelichting gaat echter niet in op de gevolgen van een verlenging van de transitieperiode voor de evenwichtigheid van het transitie-ftk. De Afdeling acht het wenselijk dat hierover duidelijkheid wordt verschaft. De regering is van mening dat deze waarborgen voldoende zijn en dat deze net zo gelden bij een verlengde transitieperiode, waardoor aanvullende waarborgen niet nodig zijn. De regering is van mening dat de bestaande waarborgen voldoende zijn en dat deze net zo gelden bij een verlengde transitieperiode, waardoor aanvullende waarborgen niet nodig zijn. De Afdeling merkt daarnaast op dat overheveling van transitiedata de invloed van de formele wetgever vermindert. De Afdeling benoemt daarbij ook de afspraken in het kader van het Herstel- en Veerkrachtplan. Dit is een terecht punt en daarom is het wetsvoorstel aangepast zodat er een voorhangprocedure is vastgelegd voor de amvb waar de (nieuwe) transitiedata naartoe worden overgeheveld.

Kamerstukken