Wetsvoorstel (30-09-2015) met regels met betrekking tot de terugkeer van vreemdelingen en vreemdelingenbewaring (Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring)

Gedurende de asielprocedure heeft de vreemdeling als regel rechtmatig verblijf. Als na een zorgvuldige procedure een asielaanvraag wordt afgewezen en de rechter een eventueel door de vreemdeling ingesteld (hoger) beroep tegen de afwijzing ongegrond verklaart, dient de vreemdeling Nederland te verlaten. Ook anderszins kan het rechtmatig verblijf van een vreemdeling eindigen. Daarnaast zijn er vreemdelingen die zich op onrechtmatige wijze toegang tot Nederland hebben verschaft en nooit rechtmatig verblijf hebben gehad. Voor al deze vreemdelingen geldt de verplichting Nederland uit eigen beweging te verlaten. De maatregel vreemdelingenbewaring is bedoeld om de vreemdeling die niet meewerkt en zich aan het overheidstoezicht wil onttrekken beschikbaar te houden indien er een daadwerkelijk zicht is op uitzetting. De overheid beschikt voor dat doel over verschillende bestuursrechtelijke dwangmiddelen, waarvan vreemdelingenbewaring de meest vergaande is. Het wetsvoorstel bevat een nieuw bestuursrechtelijk kader voor vreemdelingenbewaring. In het wetsvoorstel is het regime voor vreemdelingenbewaring opgenomen, dus de rechten, plichten en omstandigheden in bewaring. Het voorstel bevat daarnaast in de Vw over te nemen regels over de oplegging van bewaring en over minder ingrijpende alternatieven die de overheid kan inzetten in het terugkeerproces. Met het wetsvoorstel wordt een ‘nee, tenzij’-clausule toegevoegd aan het afwegingskader voor inbewaringstelling. Het belang van de openbare orde of veiligheid moet de bewaring vorderen. Dit is op grond van artikel 5.1a Vb het geval indien een risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken of indien de vreemdeling de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. In lagere regelgeving, zoals het Vb, wordt het ultimum remedium karakter nader geconcretiseerd door middel van een uitgebreide uitwerking van de alternatieven voor bewaring. Het wetsvoorstel voorziet bovendien in een expliciete motiveringsplicht bij inbewaringstelling in geval van kwetsbaarheid.

Op dit moment sluit het wettelijk kader voor de tenuitvoerlegging van vreemdelingenbewaring niet goed aan bij de aard en het doel van het instrument. In de meeste gevallen is het regime van toepassing, dat is vervat in de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Die wet ziet op de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende strafrechtelijke sancties en is op dat doel geënt. De Pbw is op dit moment echter ook van toepassing op vreemdelingen die in zogeheten territoriale bewaring zijn gesteld. Bij het regime van grensbewaring geldt een speciale regeling. De Pbw is hier niet van toepassing, het betreft een bestuursrechtelijk kader waarin bepaalde inbreuken op grondrechten niet zijn toegestaan.

Het onderhavige wetsvoorstel strekt tot introductie van één uniform bestuursrechtelijk regime voor vreemdelingenbewaring. De territoriale bewaring wordt uit de Pbw gehaald en het Reglement wordt ingetrokken. Het wetsvoorstel bevat daarnaast een aanpassing van de Vw wat betreft de bepalingen die zien op de staandehouding, zekerheidsstelling, vrijheidsbeperking en vrijheidsbeneming.

De bewaring wordt uitgevoerd in inrichtingen voor vreemdelingenbewaring waar het regime van het onderhavige wetsvoorstel van toepassing is. In de eerste plaats dient het regime de vreemdeling binnen de vrijheidsbeneming zoveel mogelijk vrijheid toe te kennen. In de tweede plaats dienen gezinnen met minderjarige kinderen en niet-begeleide minderjarigen (amv’s), als zij bij uitzondering in bewaring worden gesteld, rechten en voorzieningen te hebben die aansluiten bij hun kwetsbare positie. In de derde plaats dienen in bewaring de benodigde beheers- en veiligheidsmaatregelen toegepast te kunnen worden ter handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. In de vierde plaats dient het regime waar mogelijk een bijdrage te leveren aan het doel van de vrijheidsbeneming: de terugkeer van de vreemdeling naar het land van herkomst.

In het nieuwe stelsel wordt voor volwassen vreemdelingen een onderscheid gemaakt tussen twee hoofdregimes: het verblijfsregime en het beheersregime. Voor de gesloten gezinsvoorziening geldt een speciaal gezinsregime. Uitgangspunt is dat de vreemdeling in het verblijfsregime wordt geplaatst. De vreemdelingen zullen in het verblijfsregime in beginsel gemeenschappelijk in de voor hen bestemde ruimten verblijven. Het verblijfsregime biedt de mogelijkheid om de inbreuk op de grondrechten van de in vreemdelingenbewaring gestelde vreemdeling zo klein mogelijk te houden. In het beheersregime is sprake van meer toezicht en een beperkter dagprogramma. Het beheersregime is bedoeld voor personen die vanwege hun gedrag of een zekere beheersproblematiek, naar het oordeel van de directeur van de inrichting, de orde en veiligheid binnen het verblijfsregime te zeer verstoren.

Van de vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld omdat hij zijn terugkeer belemmerde, maar die alsnog daadwerkelijk actief werkt aan zijn terugkeer, kan de vreemdelingenbewaring worden opgeheven, waarbij een minder dwingende maatregel kan worden opgelegd. Het is aan de DT&V om de door de vreemdeling ingebrachte omstandigheden te beoordelen.

De bestaande rechtsbescherming in het kader van de inbewaringstelling blijft ongewijzigd gehandhaafd.

Kamerstukken