Wetsvoorstel (21-03-2025) tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Bankwet 1998 en enige andere wetten in verband met de goede werking van het chartale betalingsverkeer (Wet chartaal betalingsverkeer)
—Het doel van dit voorstel is de inrichting en bekostiging van de chartale keten (contant geld) zo te organiseren dat op de langere termijn een maatschappelijk gewenst niveau van chartale dienstverlening wordt aangeboden, en dat contant geld als betaalmiddel bruikbaar blijft. Er moet een basisniveau aan chartale dienstverlening zijn en die dienstverlening moet voor gebruikers betaalbaar en voor aanbieders efficiënt zijn. Daartoe voorziet het voorstel in een verplichting voor banken met meer dan drie miljoen in Nederland wonende of gevestigde betaalrekeninghouders (grootbanken) om een chartale basisinfrastructuur in stand te houden en te bekostigen. Voorts introduceert het voorstel een verplichting voor banken met meer dan vijftigduizend in Nederland wonende of gevestigde betaalrekeninghouders, maar niet zijnde een grootbank, om ervoor te zorgen dat hun betaalrekeninghouders gebruik kunnen maken van de voorzieningen van die infrastructuur voor het opnemen en onverpakt storten van eurobankbiljetten. Daarnaast beoogt dit voorstel de risico’s voor de continuïteit van de dienstverlening door geldtransportondernemingen te mitigeren. Geldtransportondernemingen die 30% of meer van het totaal aantal ophaal- en brenglocaties in Nederland bedienen of die een bij amvb te bepalen regionale of sectorale drempel behalen (aangewezen geldtransportondernemingen), krijgen hiertoe verschillende verplichtingen opgelegd. DNB zal erop toezien dat de banken deze verplichtingen naleven. Naar aanleiding van vragen van de Afdeling over de mogelijke beperking van de mededinging merkt de regering op dat deze beperking noodzakelijk is om de chartale infrastructuur in stand te houden en proportioneel is.