Wetsvoorstel (19-10-2024) tot wijziging van enkele wetten op het gebied van Justitie en Veiligheid en op het gebied van Asiel en Migratie in verband met aanpassingen van overwegend technische aard (Verzamelwet Justitie en Veiligheid en Asiel en Migratie 20XX)

—Het wetsvoorstel is een verzamelwet en beoogt wetten op het terrein van Justitie en Veiligheid te zuiveren van wetstechnische en redactionele vergissingen en verschrijvingen, aldus de toelichting. Daarnaast voorziet het voorstel in een aantal beperkte, wederom aldus de toelichting, inhoudelijke wijzigingen. De belangrijkste van die wijzigingen zijn:

  1. Voorgesteld wordt om de in de Algemene wet bestuursrecht opgenomen verplichting voor de minister tot jaarlijkse indexering van de bestuursrechtelijke griffierechten om te zetten in een bevoegdheid.
  2. In de Telecommunicatiewet was niet voorzien in een grondslag voor aanbieders van telecommunicatiediensten om persoonsgegevens te verwerken ter uitvoering van een vordering van de officier van justitie op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. In dit wetsvoorstel wordt alsnog een grondslag gecreëerd.
  3. Een aanpassing van de Wet forensische zorg waardoor het mogelijk wordt dat de zorgaanbieder persoonsgegevens verwerkt, met inbegrip van persoonsgegevens over gezondheid of persoonsgegevens van strafrechtelijke aard, ten behoeve van het treffen van voorbereidingen voor aansluitende zorg.
  4. Artikel 19a Wet griffierechten burgerlijke zaken stelt het griffierecht vast voor verzoeken in het kader van een besloten akkoordprocedure buiten faillissement of een openbare akkoordprocedure buiten faillissement als bedoeld in artikel 369, zesde lid, van de Faillissementswet, ingevoerd door de Wet homologatie onderhands akkoord. Voorgesteld wordt om het griffierecht dat voor verzoeken tot homologatie van een akkoord en voor verzoeken tot afwijzing van de homologatie wordt geheven aan te passen. Een hoog griffierecht werkt te belemmerend voor bedrijven en schuldeisers wanneer zij in het kader van een dergelijke procedure een verzoek bij de rechtbank willen doen.
  5. Voorgesteld wordt om de Wet tarieven in Strafzaken (Wtis) aan te passen zodat voortaan de tarieven als bedoeld in de artikelen 3 en 6 Wtis niet bij algemene maatregel van bestuur maar bij ministeriële regeling geïndexeerd kunnen worden, aangezien de bedragen dikwijls wijziging behoeven die bovendien snel moeten worden doorgevoerd.
  6. Een aanpassing van het Wetboek van Strafvordering waardoor de Minister van Justitie en Veiligheid formeel verantwoordelijk wordt voor het informeren van slachtoffers over enkele beslissingen tijdens de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseerde onderwerp c., de aanpassing van de Wet forensische zorg, niet te regelen in het voorliggende wetsvoorstel. De Afdeling merkt op dat de verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens een inmenging op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene in de zin van artikel 10 Grondwet vormt en hiervoor een grondslag in een wet in formele zin is vereist. De inmenging op de persoonlijke levenssfeer die de voorgestelde wettelijke bepaling met zich meebrengt, vereist een dragende motivering en een nadere afweging die zich niet verhouden tot het karakter van een verzamelwet. Daarbij wijst de Afdeling er nog op dat voor zowel de verwerking van persoonsgegevens betreffende de gezondheid als persoonsgegevens van strafrechtelijke aard, geldt dat dit in beginsel verboden is, tenzij er sprake is van een wettelijke uitzondering. Volgens het kabinet strekt de beoogde wijziging tot het expliciteren van een reeds bestaande grondslag voor de verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens en vereist dit geen nieuwe inhoudelijke afweging van de wetgever waarmee dit onderdeel past bij het karakter van een verzamelwet.

Kamerstukken