Wet van 22 juni 2022, Stb. 2022, 277

Wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie (PbEU 2019, L 186) (Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden)

—De Richtlijn (EU) 2019/1152 heeft tot doel de arbeidsvoorwaarden te verbeteren door transparantere en beter voorspelbare arbeidsvoorwaarden te bevorderen en gelijktijdig te zorgen voor aanpassingsvermogen op de arbeidsmarkt. De richtlijn beschrijft de minimumrechten van iedere werknemer in de Europese Unie. De richtlijn bevat verduidelijkingen en aanscherpingen van de rechten van werknemers ten opzichte van Richtlijn 91/553/EEG, die ingetrokken wordt met deze richtlijn. Richtlijn 91/553/EEG regelt de schriftelijke informatieplicht van de werkgever, en is momenteel opgenomen in artikel 655 van Boek 7 van het BW.

De wijzigingen ten opzichte van Richtlijn 91/553/EEG zien op de informatie die aan een werknemer moet worden verstrekt (artikelen 3, 4, 6 en 7 van de richtlijn) en het moment waarop die informatie moet zijn verstrekt (artikel 5 van de richtlijn). Daarnaast bevat de richtlijn minimumvereisten voor arbeidsvoorwaarden, die onder meer zien op de proeftijd (artikel 8 van de richtlijn), de mogelijkheid om meerdere banen te hebben (artikel 9 van de richtlijn), de voorspelbaarheid van het werk (artikel 10 van de richtlijn), de overgang naar andere vormen van werk (artikel 12 van de richtlijn) en de bekostiging van verplichte opleidingen (artikel 13 van de richtlijn). De richtlijn bevat ook enkele maatregelen ter bescherming van de werknemer (artikelen 15 tot en met 18).

De richtlijn bevat enige bepalingen die op dit moment geen onderdeel uitmaken van het bestaande recht. Deze wet bevat daarom de bepalingen die bij wet moeten worden geïmplementeerd. De richtlijn leidt tot een uitbreiding van de verplichtingen zoals opgenomen onder 7:655 BW. De richtlijn leidt daarnaast tot aanpassing van de Wet flexibel werken (nieuw artikel 2b). De richtlijn bepaalt dat de werknemer een verzoek kan doen voor meer voorspelbare en zekere arbeidsvoorwaarden, indien beschikbaar. In de Wet flexibel werken bestond het recht van een werknemer al om te verzoeken om een aanpassing van zijn arbeidsovereenkomst. De richtlijn verplicht de werkgever echter op dat verzoek binnen 1 maand te antwoorden. Voor kleine werkgevers geldt een langere beantwoordingstermijn. Huishoudelijk werkers zijn van deze bepaling uitgezonderd.

De richtlijn noopt verder tot aanpassing van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie. Ten slotte is een overgangsbepaling opgenomen in de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek.

De richtlijn bevat tevens de volgende drie nieuwe bepalingen:

  • de richtlijn maakt een onderscheid tussen arbeidsovereenkomsten op basis van de voorspelbaarheid van de momenten waarop arbeid moet worden verricht;
  • het is de werkgever niet toegestaan de kosten van wettelijk verplichte opleidingen op de werknemer te verhalen, bovendien moet de werknemer de gelegenheid worden geboden de opleiding onder werktijd te kunnen volbrengen; en
  • daarnaast is het de werkgever, behoudens een rechtvaardigingsgrond, niet toegestaan de werknemer te belemmeren om buiten het werkrooster te gaan werken voor een ander.

De richtlijn bevat een aantal uitzonderingen voor zeevarenden en zeevissers.

Bij nota van wijziging (nr. 7) is nog toegevoegd dat de werknemer een verzoek om een vorm van arbeid met meer voorspelbare en zekere arbeidsvoorwaarden schriftelijk bij de werkgever moet indienen. Overigens wordt onder schriftelijk mede verstaan langs elektronische weg.

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 augustus 2022.

Kamerstukken