Wetsvoorstel (13-03-2025) tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 om een tegenbewijsregeling te introduceren bij het bepalen van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (Wet tegenbewijsregeling box 3)

—Met dit wetsvoorstel wordt beoogd de heffing in box 3 in overeenstemming te brengen met de jurisprudentie van de Hoge Raad. Daartoe wordt een tegenbewijsregeling in box 3 geïntroduceerd. Belastingplichtigen worden dan ofwel belast op basis van het forfaitair berekende rendement, ofwel op basis van het lagere werkelijke rendement. De HR heeft in zijn arresten regels geformuleerd voor de vaststelling van het werkelijke rendement waarmee de strijdigheid met het discriminatieverbod en het eigendomsrecht wordt weggenomen. Deze regels dienen als uitgangspunt voor dit wetsvoorstel. De regels van de HR schrijven op hoofdlijnen voor hoe het werkelijke rendement moet worden bepaald, maar voorzien niet in alle mogelijke situaties. Dit wetsvoorstel behelst een nadere invulling van de regels voor het bepalen van het werkelijke rendement, met als basis de regels en uitgangspunten die de HR heeft geformuleerd. Voor de toekomst is beoogd om een nieuw box 3-stelsel in te voeren, waarbij uitsluitend op basis van het werkelijke rendement belasting wordt geheven. Het voorstel voor het nieuwe box 3-stelsel wordt opgenomen in het separaat in te dienen wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3. De voorgestelde tegenbewijsregeling geldt met terugwerkende kracht voor een groot aantal aanslagen inkomstenbelasting vanaf 2017. De HR heeft geoordeeld dat de verdragsschending die in het zgn. Kerstarrest was geconstateerd niet voldoende is weggenomen door de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet box 3. Dit oordeel geldt voor dezelfde doelgroep als de Wet rechtsherstel box 3. Dit zijn aanslagen over de kalenderjaren 2017, 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022 die nog niet onherroepelijk vaststonden of nog niet waren vastgesteld op 24 december 2021, de datum van het Kerstarrest. Daarnaast geldt het oordeel van de HR voor de aanslagen in de overbruggingsperiode, de kalenderjaren 2023 en verder. In beginsel kunnen de volgende groepen belastingplichtigen gebruikmaken van de tegenbewijsregeling:

  • Belastingjaren 2021 en later: alle belastingplichtigen met box 3-inkomen;
  • Belastingjaren 2017 tot en met 2020: belastingplichtigen:
    met een definitieve aanslag met box 3-inkomen die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond of daarna opgelegd is;
    en die tijdig een bezwaar of een verzoek tot ambtshalve vermindering hebben gedaan of dit nog doen.
    Een verzoek tot ambtshalve vermindering is tijdig wanneer het binnen vijf jaar na het einde van het betreffende belastingjaar (vijfjaarstermijn) is ingediend.

De Afdeling merkt op dat dit wetsvoorstel de Belastingdienst blijkens de uitvoeringstoets voor een haast onmogelijke opgave stelt. Uit de uitvoeringstoets van de Belastingdienst volgt dat grote inspanningen geleverd moeten worden om uitvoering mogelijk te maken, en dat de risico’s op procesverstoringen groot zijn. Ook wordt de Belastingdienst volgens de uitvoeringstoets voor een nagenoeg onhaalbare wervingsopdracht gesteld. De Belastingdienst benoemt in de uitvoeringstoets enkele te onderzoeken mitigerende maatregelen om de uitvoeringslasten te beperken. Dit betreft het verlengen van de wettelijke aanslagtermijn en het verplicht stellen van het formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’.

Het kabinet verwacht dat het merendeel van de belastingplichtigen die tegenbewijs willen leveren dit door middel van het formulier op een gestructureerde en ondersteunde manier zal willen doen. Voor door de belastingplichtige ingediende bezwaren en verzoeken tot ambtshalve vermindering biedt het huidige wettelijke formeelrechtelijke kader geen ruimte voor een verplicht gebruik van een bepaald formulier. De belastingplichtige mag alle gronden, gegevens en bescheiden aandragen die van belang zijn. Het kabinet acht het niet wenselijk en juridisch kwetsbaar om de toegang tot deze rechtsmiddelen van belastingplichtigen – deels met terugwerkende kracht – aan te passen en aanvullende formaliteiten verplicht te stellen. Een dergelijke wetsaanpassing ten nadele van belastingplichtigen zou kunnen leiden tot juridische procedures met uiteindelijk juist een grote belasting van de uitvoering tot gevolg.

Kamerstukken