Wetsvoorstel (07-03-2025) tot Wijziging van de Opiumwet in verband met de verhoging van het wettelijk strafmaximum van het aanwezig hebben, de handel, de productie en de in- en uitvoer van verdovende middelen als bedoeld in lijst I bij de Opiumwet (verhoging strafmaxima grootschalige drugscriminaliteit)

—De afgelopen jaren zijn op verschillende terreinen maatregelen genomen om georganiseerde ondermijnende criminaliteit te voorkomen en te bestrijden. De verhoging van diverse strafmaxima en de introductie van nieuwe strafbaarstellingen vormen daarvan een belangrijk onderdeel. De maximumstraffen gesteld op het aanwezig hebben, de handel in, de productie van en de in- en uitvoer van harddrugs – de strafbare feiten waar veel ondermijnende criminaliteit direct mee samenhangt – zijn tot nu toe echter ongewijzigd gebleven. Nu gebeleken is dat de handel in harddrugs zich de afgelopen jaren in aard, omvang en aantrekkingskracht heeft ontwikkeld en dat in de criminele organisatiestructuren steeds meer personen en entiteiten worden betrokken, waardoor boven- en onderwereld vermengd raken, wordt met dit wetsvoorstel een stevig accent gelegd op een daadkrachtiger bestrijding van de illegale drugsindustrie. Daarbij wordt opgemerkt dat in de zwaarste gevallen van harddrugscriminaliteit vaak sprake is van meerdaadse samenloop met de deelneming aan een criminele organisatie, witwassen en/of wapenbezit. De meerdaadse samenloopregeling maakt het mogelijk om in dergelijke gevallen de zwaarste straf te vermeerderen met een derde. Het toepasselijke strafmaximum in zaken waarin de in- of uitvoer van harddrugs is bewezenverklaard is op dit moment dan zestien jaren (twaalf jaar, vermeerderd met een derde). In zaken waarin niet de in- of uitvoer, maar de handel/productie het zwaarste feit is, geldt – bij meerdaadse samenloop – een strafmaximum van tien jaar en acht maanden (acht jaar, vermeerderd met een derde). Niet zelden worden straffen in die orde van grootte geëist en opgelegd.

In de versie van dit wetsvoorstel die ter consultatie is voorgelegd aan de betrokken organisaties, is voorgesteld om de gevangenisstrafmaxima van alle strafbare feiten in artikel 10 – aanwezig hebben, handel en productie en in- en uitvoer – integraal te verhogen. De maximumgevangenisstraf voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs zou worden verhoogd van zes naar acht jaren; de gevangenisstraf voor de handel in en de productie van harddrugs van acht naar twaalf jaren en de gevangenisstraf voor de in- en uitvoer van harddrugs van twaalf naar zestien jaren. Die integrale strafmaximumverhoging wordt, wat betreft de in- en uitvoer en de handel en productie van harddrugs, gehandhaafd. Wat betreft het aanwezig hebben van harddrugs wordt – mede naar aanleiding van de consultatieadviezen – voor een andere insteek gekozen. In plaats van het integraal verhogen van het strafmaximum voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, wordt een afzonderlijke strafverzwaringsgrond voorgesteld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid (meer dan 500 gram) harddrugs. Met een integrale strafmaximumverhoging voor het enkel aanwezig hebben van harddrugs, wordt bij nader inzien miskend dat onder dat feit ook relatief lichte gevallen kunnen vallen – zoals het aanwezig hebben van enkele pillen voor eigen gebruik – waarvoor een gevangenisstrafmaximum van acht jaar buitensporig hoog is. Voor deze categorie strafbare feiten is het huidige gevangenisstrafmaximum van zes jaar passender. Door dat strafmaximum te behouden, wordt ook voorkomen dat de toepassing van bepaalde afdoeningsmodaliteiten – in het bijzonder vervolging door middel van de oplegging van een strafbeschikking – onmogelijk wordt gemaakt.

Onveranderd is gebleven het voorstel om de strafmaxima voor de opzettelijke handel in, de opzettelijke productie van en de opzettelijke in- en uitvoer van harddrugs integraal te verhogen. Er is bij deze gedragingen niet voor gekozen om een strafverhogingsgrond te creëren voor de gevallen waarin het gaat om grote hoeveelheden drugs. Een integrale herijking van de strafmaxima biedt meer ruimte en flexibiliteit om te bepalen welke straf(eis) gelet op de omstandigheden van het geval passend is, ook onafhankelijk van de aangetroffen hoeveelheden drugs. Zo kunnen ook andere omstandigheden die de productie van en de handel in drugs zeer laakbaar doen zijn, maar die niet zonder meer verband houden met grote hoeveelheden aangetroffen drugs, eraan bijdragen dat de opgelegde straf hoog zal zijn. Te denken valt aan de omstandigheid dat het drugslab in een woonwijk is aangetroffen of de omstandigheid dat de verdachte minderjarigen of anderszins kwetsbare personen heeft betrokken in het productie- of verkoopproces.

Voorgesteld wordt voorts het gevangenisstrafmaximum voor de opzettelijke handel in en productie van harddrugs te verhogen van acht naar twaalf jaar. Tevens wordt voorgesteld het strafmaximum dat is gesteld op het verrichten van voorbereidingshandelingen voor de opzettelijke handel, de productie of de in- en uitvoer van harddrugs te verhogen. Daarbij is gekozen voor de helft van het maximum van de vrijheidsstraf, gesteld op het zwaarste delict: de in- en uitvoer van harddrugs. Daarvoor wordt dus een gevangenisstrafmaximum van acht jaren voorgesteld, zijnde de helft van het voorgestelde wettelijke strafmaximum van zestien jaar voor de opzettelijke in- en uitvoer van harddrugs.

Kamerstukken