Wetsvoorstel (13-11-2023) tot Wijziging van de Opiumwet 1960 BES in verband met de invoering van de bevoegdheid voor het lokaal gezag van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot de oplegging van een last onder bestuursdwang ten aanzien van drugspanden

—Met dit wetsvoorstel wordt beoogd om de Opiumwet 1960 BES te wijzigen, zodat de gezaghebbers de bevoegdheid krijgen om een drugspand te sluiten. Dit wordt vormgegeven als de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen als in woningen, in lokalen of op bijbehorende erven drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. De gezaghebbers kunnen ervoor kiezen om in plaats van een last onder bestuursdwang een last onder dwangsom op te leggen. De voorgestelde bevoegdheid ziet ook op strafbare voorbereidingshandelingen. Zij is overeenkomstig de in artikel 13b Opw opgenomen bevoegdheid voor de burgemeesters in het Europese deel van Nederland vormgegeven, zij het met inachtneming van de in Caribisch Nederland geldende, eigen bepalingen uit de artikelen 3, 3a en 11a Opw 1960 BES. Onder voorbehoud van dit laatste beoogt de regering overeenkomstige toepassing te bewerkstelligen van het recht zoals zich dit heeft ontwikkeld blijkens de totstandbrengingsgeschiedenis en bij de toepassing van artikel 13b Opw. Bij de Europees Nederlandse bevoegdheid is het mogelijk om na een sluiting op grond van artikel 13b Opw over te gaan tot de buitengerechtelijke ontbinding van een huurovereenkomst zonder tekortkoming en – na een beheers- of gebruiksmaatregel – tot onteigening. In Caribisch Nederland bestaan deze vervolgstappen niet. Daarom worden deze vervolgstappen in het kader van de voorgestelde bevoegdheid niet geregeld. Met deze bevoegdheid wordt de gezaghebber beter in staat gesteld om de uit drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid te voorkomen en te beheersen en de nadelige effecten van de productie en distributie van, handel in en het gebruik van drugs tegen te gaan. De voorgestelde bevoegdheid zorgt ervoor dat een situatie kan worden beëindigd die schadelijk is voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Ook kan de veiligheid in het geding zijn, onder meer door een vergrote kans op (gewapende) overvallen door andere criminelen. Door een pand te sluiten, kan de leefbaarheidssituatie in de directe omgeving van de woning, het lokaal of het erf worden hersteld. Bovendien gaat van deze pandgerichte aanpak een sterke signaalfunctie uit die naast een preventieve werking (anderen afschrikken en het voorkomen van herhaling) ook de aantrekkingskracht op andere criminele activiteiten tegengaat. Dit effect wordt versterkt door de snelheid van de interventie; een krachtig signaal waarmee de onwenselijke situatie op korte termijn kan worden beëindigd. Met de toepassing van de bevoegdheid wordt een locatie weggenomen waar criminele activiteiten plaatsvinden en wordt de bekendheid van de locatie als drugspand doorbroken. Daarmee wordt een barrière opgeworpen en het criminele ondernemingsproces verstoord. Tezamen met de strafrechtelijke handhaving leidt deze bestuursrechtelijke bevoegdheid tot een integrale aanpak van drugscriminaliteit. Dit sluit ook aan op het verslag van de Raad voor de Rechtshandhaving van 2018. Hierin onderstreept hij het belang van een integrale aanpak van drugscriminaliteit in Caribisch Nederland, waarbij bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving samen op gaan en op elkaar aansluiten. Hierin ziet de Raad een uitgebreidere rol voor de bestuurlijke handhaving weggelegd.

De Afdeling adviseert in de toelichting aandacht te besteden aan de proportionaliteit van de voorgestelde bevoegdheid in het licht van artikel 10 van de Grondwet, artikel 8 EVRM en artikel 1 EP. De wetgever onderschrijft het belang van het beginsel, maar vindt wettelijke verankering van dat beginsel in dit wetsvoorstel niet nodig. Wel is naar aanleiding van het advies de memorie van toelichting in dat opzicht uitgebreid.

Een concept van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn ter consultatie voorgelegd aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft daarop aangegeven geen opmerkingen of aanvullingen te hebben op het conceptwetsvoorstel.

Kamerstukken