Wetsvoorstel (20-09-2024) tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de voorwaarden over de maximale mestproductie in de derogatiebeschikking 2022–2025 (Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie)

—Dit wetsvoorstel strekt ertoe de mestproductieplafonds die gelden met ingang van 2025 in de wet te verankeren en daarnaast maatregelen te treffen om te borgen dat de mestproductie in Nederland deze plafonds niet overschrijdt. Met het wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan de voorwaarde in de derogatiebeschikking, inzake de maximale mestproductie in Nederland in 2025.

Daartoe wordt de totale omvang van de productie van dierlijke meststoffen per kalenderjaar (het mestplafond), uitgedrukt in fosfaat, gemaximeerd op ten hoogste 135,0 miljoen kg, en uitgedrukt in stikstof op ten hoogste 440,0 miljoen kg. Het wetsvoorstel heeft een beperkte reikwijdte, in die zin dat het enkel beoogt tijdig uitvoering te geven aan de in de derogatiebeschikking gestelde voorwaarde over de productie van de maximaal toegestane totale hoeveelheid dierlijke meststoffen. De overige onderdelen uit de derogatiebeschikking worden niet in dit voorstel geregeld. De Afdeling wijst er op dat tussen de sectoren melkvee, varkens en pluimvee verschillen bestaan in de hoeveelheden mestproductie en de hoeveelheden waarmee de mestproductie de voorgestelde sectorale waarden voor de mestplafonds in 2025 overschrijdt. Hoewel de mestplafonds voor alle drie de sectoren met eenzelfde percentage worden verlaagd, zijn de verschillen in de reductieopgaven tussen de sectoren zowel in absolute als in relatieve zin aanzienlijk. Dit roept de vraag op of het voorgestelde afromingspercentage van 30% voor iedere sector passend is om de mestproductie voor die sector onder het mestplafond te krijgen. Zonder nadere motivering van de proportionaliteit van de maatregel voor de verschillende sectoren is het hanteren van eenzelfde afromingspercentage voor ieder sector juridisch kwetsbaar. De Afdeling adviseert daarom het afromingspercentage voor de verhandeling van varkens- en pluimveerechten dragend te motiveren. Naar aanleiding van dit advies zijn enkele wijzigingen in het wetsvoorstel doorgevoerd, en is de memorie van toelichting op onderdelen gewijzigd. Voor de sector melkvee blijft een afromingspercentage van 30% noodzakelijk. Dit is onvoldoende om de opgave waar de melkveehouderij te realiseren, maar om te voorkomen dat de handel in fosfaatrechten stilvalt (en er helemaal niet wordt afgeroomd), wordt het percentage niet verder verhoogd. De resterende reductieopgave voor varkens en pluimvee is kleiner dan die voor melkvee, waarbij berekend is dat een afromingspercentage van respectievelijk 25% en 15% voor die sectoren voldoende is om de opgave te realiseren.

Kamerstukken