Wetsvoorstel (03-05-2024) houdende invoering van regels met betrekking tot het loopbaanvervolg van bewindspersonen, alsmede een tweetal wijzigingen van de Wet adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers (Wet regels vervolgfuncties bewindspersonen)
—Het wetsvoorstel stelt regels aan de vervolgfuncties en lobbyactiviteiten van ministers en staatssecretarissen na afloop van hun ambtsvervulling. Het voorstel beoogt het risico van belangenverstrengeling te verkleinen en ongelijke toegang tot het openbaar bestuur te voorkomen. Tevens wordt beoogd de vertrouwelijkheid van bepaalde uit hoofde van het ambt verkregen informatie te waarborgen. De volgende drie maatregelen worden voorgesteld.
- Afkoelperiode met adviesplicht. Gedurende twee jaar na het ontslag geldt voor de gewezen bewindspersoon een adviesverplichting over de toelaatbaarheid van een bestuurlijke vervolgfunctie of commerciële opdracht.
- Draaideurverbod. Deze norm verbiedt een gewezen bewindspersoon om binnen twee jaar na het ontslag een dienstverband aan te gaan met of ten behoeve van diens voormalige ministerie of een aanpalend ministerie dat gaat over een beleidsterrein waar de bewindspersoon ‘intensief en meer dan incidenteel bij betrokken is geweest’.
- Lobbyverbod. Gewezen bewindspersonen mogen twee jaar na ontslag geen zakelijk contact hebben met ambtenaren van het voormalige ministerie en aanpalende ministeries. Het lobbyverbod is geen verbod om een dienstverband te aanvaarden. Ook kan een gewezen bewindspersoon een ontheffing aanvragen van het lobbyverbod bij de minister van het betrokken ministerie.
Bij de beoordeling van dit wetsvoorstel heeft de Afdeling de volgende constitutionele overwegingen betrokken:
- ambt en ambtsdrager;
- grondrechten;
- integriteit van het openbaar bestuur.
De Afdeling adviseert nader uit een te zetten hoe dit wetsvoorstel moet worden bezien in het licht van het bredere integriteitsbeleid. De regering deelt de opvatting van de Afdeling dat integriteitsbeleid een brede benadering behoeft waarin zowel aandacht moet zijn voor structuur als voor cultuur, en die betrekking heeft op ambtsdragers en ambtenaren in alle overheidslagen. De Afdeling adviseert in de toelichting ook nader in te gaan op de samenhang van dit voorstel met de andere rechtspositionele kaders, en op de gevolgen van het voorstel voor de kwaliteit van de vervulling van politiek ambten. In navolging van dit advies gaat de memorie van toelichting nader in op de gevolgen voor de aantrekkelijkheid van het ambt en de samenhang van dit voorstel met de andere rechtspositionele kaders. De regering ziet niet hoe dit wetsvoorstel gevolgen kan hebben voor de kwaliteit van de vervulling van politieke ambten en de rechtspositie van ambtsdragers in den brede. Het voorstel ziet immers uitsluitend op (gewezen) bewindspersonen.