Wetsvoorstel (30-06-2023) tot wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten in verband met de introductie van onder meer een regeling voor draagmoederschap en de versterking van het recht van het kind op afstammingsinformatie (Wet kind, draagmoederschap en afstamming)
—Dit wetsvoorstel introduceert een regeling voor nationaal en internationaal draagmoederschap. Hierin wordt primair een maatstaf neergelegd voor verantwoord draagmoederschap, waarvan wensouders zich rekenschap behoren te geven bij de keuze voor een draagmoederschapstraject in het binnenland zowel als in het buitenland. Voor Nederland wordt voorgesteld dat als aan bepaalde voorwaarden is voldaan en de rechter daarvoor vóór de conceptie toestemming heeft gegeven, de wensouders vanaf de geboorte als de juridische ouders worden aangemerkt.
Het wetsvoorstel stelt een aantal minimumvoorwaarden wil er sprake kunnen zijn van verantwoord draagmoederschap. In de eerste plaats moeten de gegevens over de afstamming worden bewaard voor het kind. Verder is van belang dat de draagmoeder en wensouders vrijwillig meedoen aan het traject en zich bewust zijn van de impact die deze wijze van gezinsvorming op henzelf en het kind kan hebben. Met het oog daarop is een traject van voorlichting en counseling voor wensouders en draagmoeder verplicht. Verder moet aan de juridisch vastgestelde afstammingsrelatie tussen het kind en de wensouders als gezegd een rechterlijke beslissing ten grondslag liggen. En moet de draagmoeder de gelegenheid hebben gehad om het ouderschap van de wensouders na de geboorte van het kind te betwisten.
Daarnaast voorziet het wetsvoorstel in een specifieke erkenningsregeling voor in het buitenland tot stand gekomen beslissingen waarbij familierechtelijke betrekkingen na draagmoederschap zijn vastgesteld of gewijzigd tussen het kind en de wensouders. Voorwaarde is dat het draagmoederschapstraject zorgvuldig is geweest. Daartoe dient te zijn voldaan aan vergelijkbare eisen die ook aan een ‘nationaal’ draagmoederschapstraject worden gesteld.
Het wetsvoorstel bevat ten slotte ook nog een aantal strafbaarstellingen: strafbaarstelling van het betalen voor de overdracht van het ouderschap over een kind (voor de binnen- en buitenlandse draagmoederschap) en strafbaarstelling van het geven en ontvangen van vergoedingen die bij algemene maatregel van bestuur te bepalen maxima te boven gaan (binnenland, gebaseerd op het advies van de Expertgroep vergoeding draagmoederschap van mei 2020).
De Afdeling advisering van de Raad van State bracht een uitgebreid advies uit naar aanleiding van de versie van het wetsvoorstel die aan haar was voorgelegd en was van oordeel dat dat wetsvoorstel nader moest worden overwogen. In de eerste plaats adviseerde de Afdeling om de onderdelen die niet het draagmoederschap betreffen maar afstammingsinformatie en ouderschap in meer algemene zin, in het belang van wetgevingskwaliteit af te splitsen van het voorstel. Dat advies is deels opgevolgd, maar de bepalingen over afstammingsinformatie zijn behouden, nu deze een van de hoofddoelen van het voorstel betreffen – namelijk te waarborgen dat de gegevens omtrent de ontstaansgeschiedenis door kinderen geboren uit draagmoederschap kunnen worden achterhaald.
Verder adviseerde de Afdeling een volledig beeld te schetsen van de aard en omvang van de juridische en maatschappelijke problematiek, evenals van de mogelijke (voortdurende) risico’s en (neven)effecten van de voorgestelde regelingen voor draagmoederschap. De Afdeling achtte ook meer aandacht noodzakelijk voor de grondrechtelijke posities van alle betrokken actoren bij draagmoederschap en de belangenafwegingen die zijn gemaakt. Ook vroeg zij zich af welke ruimte er nog voor de rechter overbleef om in het belang van het kind toekenning van ouderschap na draagmoederschap af te wijzen wanneer aan alle voorwaarden ten aanzien van de wensouders, draagmoeder en hun onderlinge verhouding voldaan was. Verder adviseerde de Afdeling de strafbaarstellingen en gekozen strafmaxima nader te motiveren. Al deze opmerkingen hebben geleid tot aanvulling en/of verduidelijking van de memorie van toelichting.
Naar aanleiding van opmerkingen van de Afdeling over de draagmoederschapsovereenkomst zijn wetsvoorstel en toelichting beide aangevuld. Zo is expliciet geregeld dat wijziging van de draagmoederschaps-overeenkomst op het punt van de vergoeding, de verzekering en de beschikbaarheid van juridische ondersteuning voor de draagmoeder na indiening van het verzoekschrift enkel mogelijk is door de rechtbank (voorgesteld artikel 1:216, tweede lid, BW) en dat de rechtbank de gevolgen van herroeping voor de draagmoederschapsovereenkomst regelt.
Tot slot voldeed de (aan haar voorgelegde) regeling voor een afstammingsregister niet aan de vereisten van artikel 10 van de Grondwet, volgens de Afdeling. Het wetsvoorstel werkt de wezenlijke onderdelen van deze regeling niet uit en een nadere toelichting daarop ontbreekt. Hierop zijn de hoofdlijnen van het register door de regering alsnog opgenomen in het wetsvoorstel.