Wet van 14-10-2020, Stb. 2020, 429

Wet houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

—Deze wet is de eerste lezing van een aanpassing van de Grondwet waarmee invulling wordt gegeven aan de afspraak in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III dat het stemproces dient te worden aangepast zodat Nederlanders die in het buitenland wonen eenvoudiger hun kiesrecht, ook in relatie tot de verkiezing van de Eerste Kamer, kunnen uitoefenen. Artikel 3 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) waarborgt het recht op vrije verkiezingen van ‘de wetgevende macht’. Hoewel het EVRM niet ­verplicht tot het toekennen van het kiesrecht aan niet-ingezetenen, kunnen de Nederlanders die in het buitenland wonen op dit moment wel deelnemen aan de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer en van de leden van het Europees parlement. De regering acht het onevenwichtig dat deze Nederlanders thans geen invloed hebben op de samenstelling van de Eerste Kamer. De wet strekt ertoe deze onevenwichtigheid weg te nemen. Hiermee wordt invulling gegeven aan de afspraak in het regeerakkoord dat het stemproces dient te worden aangepast zodat Nederlanders in het buitenland eenvoudiger hun kiesrecht, ook in relatie tot de verkiezing van de Eerste Kamer, kunnen uitoefenen. Hiertoe strekt deze wet door een kiescollege te introduceren voor Nederlanders die in het buitenland wonen om deze kiezers invloed te geven op de samenstelling van de Eerste Kamer. De nadere uitwerking van de verkiezing van het kiescollege voor Nederlanders in het buitenland zal plaatsvinden bij wet (de Kieswet). De stemwaarde van de leden van een kiescollege voor Nederlanders in het buitenland zal worden bepaald op basis van het aantal uitgebrachte stemmen. De stemwaarde van de leden van provinciale staten en de kiescolleges in de Caribische openbare lichamen blijft, net als thans het geval is, afgestemd op het totaal aantal inwoners van de provincie onderscheidenlijk het openbaar lichaam.

Kamerstukken