Wetsvoorstel (28-01-2025) tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg, de Wet toetreding zorgaanbieders, de Jeugdwet en enige andere wetten in verband met de integriteit vande bedrijfsvoering van zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wet integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders)

—Dit wetsvoorstel ziet op het borgen van een integere bedrijfsvoering als belangrijke voorwaarde voor het bieden van goede, toegankelijke en betaalbare zorg en jeugdhulp.

Het wetsvoorstel beoogt niet-integere aanbieders te weren en bevat hiertoe verplichtingen voor aanbieders om een integere bedrijfsvoering te waarborgen en om te voorkomen dat persoonlijke financiële belangen boven de maatschappelijke belangen in de zorg en jeugdhulp worden gesteld. Ook versterkt het wetsvoorstel het externe toezicht op een integere bedrijfsvoering door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Het wetsvoorstel beoogt integere aanbieders zoveel mogelijk ruimte te geven. Dit door het stellen van gerichte normen voor specifieke risico’s. Het wetsvoorstel bevat daartoe de volgende onderdelen:

  1. Normen voor winstuitkeringen:
    • Het verbod op winstuitkering in de zorg blijft in stand en wordt aangescherpt.
    • Op wetsniveau komen nieuwe voorwaarden voor het doen van winstuitkeringen door zorg- en jeugdhulpaanbieders die winst mogen uitkeren.
  2. Op wetsniveau wordt vastgelegd dat zorg- en jeugdhulpaanbieders geen onverantwoorde risico’s nemen bij het aantrekken of terugbetalen van eigen of vreemd vermogen.
  3. Een norm die ziet op het hanteren van normale marktvoorwaarden bij van betekenis zijnde transacties met verbonden partijen.
  4. Modernisering van het toezicht op vastgoedtransacties in de zorg.
  5. Het verbinden van extra weigerings- en intrekkingsgronden aan een vergunning op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders.

De regering acht aanpassing van het wettelijk kader rondom winstuitkeringen noodzakelijk. Het begrip winstuitkering wordt aangescherpt, zodat alle verschillende vormen van winstuitkeringen die een risico vormen voor de kwaliteit of toegankelijkheid van de zorg onder de reikwijdte van het begrip vallen. Het verbod op winstuitkering voor bepaalde categorieën zorgaanbieders blijft bestaan.

Het wetsvoorstel bevat ten eerste voorwaarden waaraan zorg- en jeugdhulpaanbieders moeten voldoen alvorens zij winsten mogen uitkeren. Zo worden risico’s voor goede, toegankelijke en betaalbare zorg en jeugdhulp beperkt terwijl het wel mogelijk blijft risicodragend kapitaal van particuliere investeerders aan te trekken.

Ten tweede wordt op wetsniveau vastgelegd dat aanbieders geen onverantwoorde risico’s nemen bij het aantrekken of terugbetalen van eigen of vreemd vermogen. Deze bepaling is onder andere een belangrijke waarborg tegen mogelijke negatieve gevolgen van investeringen door private equity in de zorg en jeugdhulp. De NZa krijgt de bevoegdheid om op deze norm toe te zien en waar nodig te handhaven.

Ten derde waarborgt het wetsvoorstel dat aanbieders een integere bedrijfsvoering voeren door te verplichten dat zij bij van betekenis zijnde transacties met verbonden partijen normale marktvoorwaarden moeten hanteren. De NZa krijgt de bevoegdheid om op deze norm toe te zien en waar nodig te handhaven. Deze bevoegdheid van de NZa neemt een belangrijk knelpunt in het huidige toezicht weg. De NZa en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) kunnen op dit moment pas ingrijpen wanneer sprake is van onrechtmatige declaraties of wanneer vastgesteld is dat de kwaliteit van zorg en jeugdhulp in het geding is. De voorgestelde norm stelt de NZa in staat om (eerder) op te treden voordat collectieve middelen uit de zorg en jeugdhulp wegvloeien. Het gaat bijvoorbeeld om meldingen waarbij mogelijk sprake is van constructies met verbonden partijen waarbij een (schijn van) belangenverstrengeling aanwezig is. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is het wetsvoorstel beperkt tot gedrag waarover de meeste signalen zijn ontvangen of waarvoor de grootste risico’s worden gezien.

Het wetsvoorstel beoogt voorts een modernisering van het toezicht op vastgoedtransacties in de zorgsector aangezien zorginstellingen al lange tijd zelf verantwoordelijk zijn voor hun bedrijfsvoering ten aanzien van onroerend goed. De toetsing op de vervreemding van vastgoed van zorginstellingen door het College sanering zorginstellingen (CSZ) komt met het wetsvoorstel te vervallen. De voorgestelde norm voor van betekenis zijnde transacties zal ook gelden voor vastgoedtransacties.

Tot slot wordt met dit wetsvoorstel ingezet op het beter weren van niet-integere zorginstellingen die willen starten met zorg verlenen. Dit gebeurt door het aantal weigerings- en intrekkingsgronden van een vergunning op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) uit te breiden. Hierdoor kan voorkomen worden dat zorginstellingen starten wanneer het niet aannemelijk is dat zij aan de voorwaarden voor het verlenen van goede, toegankelijke en betaalbare zorg zullen voldoen.

De regering ziet geen aanleiding om bij het stellen van de normen onderscheid te maken tussen categorieën zorgaanbieders, zoals gesuggereerd door de Afdeling. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er bijvoorbeeld alleen bij kleine of middelgrote zorg- of jeugdhulpaanbieders risico’s bestaan op dit vlak. Signalen laten zien dat niet-integer gedrag zich bij zowel grote, middelgrote als kleine zorgaanbieders voordoet.

Ook is er niet voor gekozen de door de Afdeling genoemde mogelijkheid om de Governancecode zorg aan te wijzen als publiekrechtelijk te handhaven code. De Governancecode zorg is een brede, principle based code, die vanwege dit karakter op onderdelen lastig handhaafbaar is.

Kamerstukken