Wetsvoorstel (18-11-2024) tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter vastlegging van de doelen van het gebruik van het Europees strafregisterinformatiesysteem

—Dit wetsvoorstel strekt tot het vastleggen van ‘andere doelen’ waarvoor het Europees strafregisterinformatiesysteem gebruikt mag worden. Het Europees strafregisterinformatiesysteem bestaat uit twee onderdelen, Ecris en Ecris-TCN. Sinds 2012 is Ecris het informatiesysteem voor de doorgifte van informatie over veroordelingen tussen de centrale autoriteiten van de EU-lidstaten. Ecris-TCN is een centraal informatiesysteem waarin identiteitsgegevens worden opgeslagen van in de EU veroordeelde burgers die geen Europese nationaliteit hebben. Een lidstaat die informatie over veroordelingen behoeft over een persoon, kan via Ecris-TCN zien welke lidstaten informatie hebben en deze gegevens vervolgens via Ecris opvragen. Ecris-TCN zal waarschijnlijk in 2025 in gebruik worden genomen.

EU-regelingen schrijven voor dat het Europees strafregisterinformatiesysteem (Ecris) wordt gebruikt voor bepaalde doelen. Daarnaast geven EU-regelingen de ruimte aan de nationale wetgever om te bepalen dat Ecris kan worden gebruikt voor ‘andere doelen’. De Wet justitiële en strafvordelijke gegevens (Wjsg) omvat de doelen voor het gebruik van het Europees strafregistersysteem voor zover deze voortvloeien uit Europese regelgeving. Momenteel wordt dit systeem al gebruikt voor niet-strafrechtelijke doeleinden. De nationale wetgever kan ook bepalen dat dit systeem voor aanvullende doelen wordt gebruikt. Met dit wetsvoorstel worden deze doelen in de Wjsg vastgelegd. Het betreft de doelen:

  1. het onderzoek in verband met de verklaring omtrent gedrag,
  2. het advies van het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob-advies),
  3. het geschiktheidsonderzoek naar aspirant adoptiefouder en pleegouder en
  4. de beoordeling van criteria voor beslissingen in het migratierecht en nationaliteitsrecht.

De Afdeling advisering van de Raad van State constateerde dat de toelichting nog geen volledig beeld geeft van welke gegevens via dit systeem worden gedeeld en dat het delen van strafrechtelijke gegevens een meer dan geringe inbreuk op de rechten van de betrokkene vormt. De Afdeling adviseert ook deze punten te betrekken bij de toelichting van de noodzaak en evenredigheid van het wetsvoorstel. In het licht van deze opmerking diende de toelichting te worden aangepast.

Onder verwijzing naar rechtspraak van het HvJ EU merkt de Afdeling op dat volgens de Algemene verordening gegevensbescherming de verwerking van strafrechtelijke gegevens in zeer ernstige mate inbreuk kan maken op het recht op bescherming van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens. Voor het beoordelen van de ernst van de inbreuk is onder meer van belang welke informatie wordt uitgewisseld. Volgens de toelichting gaat het om gegevens om betrokkene te identificeren en om gegevens over veroordelingen. Uit het Ecris-kaderbesluit blijkt volgens de Afdeling echter dat ook andere gegevens worden uitgewisseld als zij bij de centrale autoriteit van de lidstaat bekend zijn, zoals de namen van ouders van de veroordeelde, het identiteitsnummer van de veroordeelde, de vingerafdrukken en een gezichtsopname van de veroordeelde. De toelichting zou hier ook op in moeten gaan. Volgens de regering worden deze gegevens echter niet verwerkt in de justitiële documentatie en bijgevolg niet door de Nederlandse centrale autoriteit via Ecris doorgegeven. Omgekeerd worden deze persoonsgegevens ook niet door de Nederlandse centrale autoriteit via Ecris ontvangen zodat hier in de toelichting ook niet op hoeft te worden ingegaan. De Afdeling stoorde zich verder aan het feit dat in de toelichting is opgemerkt dat het gebruik van Ecris en Ecris-TCN een ‘geringe’ inbreuk op het recht op privéleven met zich meebrengt. Dit omdat het hier gaat om verwerking van strafrechtelijke gegevens in de zin van artikel 10 AVG. Het HvJ EU heeft overwogen dat verwerkingen van strafrechtelijke gegevens in zeer ernstige mate inbreuk kan maken op het recht op bescherming van het privéleven en persoonsgegevens. En ook op grond van artikel 10 Gw moet worden aangenomen dat de verwerking van strafrechtelijke gegevens een substantiële beperking opleveren van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Gelet op de aard van de uitgewisselde gegevens en de mogelijke gevolgen voor de betrokkene, is volgens de Afdeling daarom sprake van een meer dan geringe inbreuk op de rechten van de betrokkene. Dat de inbreuk op de rechten van de betrokkene groter is dan uit de toelichting blijkt, dient tot uitdrukking te komen in de afweging van de noodzakelijkheid en proportionaliteit. Het is volgens de Afdeling evident dat buitenlandse informatie over veroordelingen belangrijk kan zijn voor het al dan niet verstrekken van een VOG, het bibob-advies, het geschiktheidsonderzoek naar aspirant adoptiefouder en pleegouder en het intrekken of verlenen van een verblijfsvergunning of de Nederlandse nationaliteit. Het is echter van belang dat de toelichting deze afweging en de daarbij te hanteren uitgangspunten adequaat weergeeft. Dit wordt door de regering erkend en is waar nodig verduidelijkt in de memorie van toelichting. Naar het oordeel van de regering is het gebruik van Ecris voor onder meer de beoordeling in het migratierecht en nationaliteitsrecht noodzakelijk en geschikt om nieuwe strafbare feiten te voorkomen. De, aldus de toelichting nog steeds, geringe beperking van het privéleven van de betrokken dat het gebruik van Ecris met zich meebrengt, wordt gerechtvaardigd door het belang van de bescherming van de openbare orde en nationale veiligheid. De mate van de beperking van de grondrechten van de betrokkene is betrokken bij de evenredigheidsbeoordeling van het gebruik van Ecris en Ecris-TCN voor alle in het wetsvoorstel genoemde doelen.

Dit wetsvoorstel regelt verder dat voor nagenoeg dezelfde doelen informatie over veroordelingen wordt doorgegeven tussen de centrale autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (het VK) en Nederland. Daartoe voorziet dit wetsvoorstel in een wijziging van de Uitvoeringswet Handels- en samenwerkingsovereenkomst EU–VK Justitie en Veiligheid.

Kamerstukken