Wetsvoorstel (17-09-2024) tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2025, 2026 en 2027 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon

—Het doel van deze wijziging is de beleidsmatige, stapsgewijze verlaging van uitkeringen op het sociaal minimum tijdelijk op te schorten. De dubbele algemene heffingskorting (AHK) refereert aan de systematiek waarmee de uitkeringshoogte wordt bepaald. Het percentage aan AHK dat wordt toegepast in de berekening van de uitkeringen uit het bruto minimumloon wordt sinds 2012 afgebouwd, van 200% naar 100%. Dit resulteert in lagere uitkeringen.

Het wetsvoorstel regelt dat het percentage aan toegepaste AHK tot 2028 gelijk blijft aan het niveau van 1 juli 2024, namelijk 157,5%. Als gevolg hiervan zullen de bijstand, IOAW, IOAZ, Bbz, AIO, de nabestaandenuitkeringen en de toeslag tot aan het sociaal minimum voor alleenstaanden met een UWV-uitkering (Toeslagenwet) in de periode 2025-2038 hoger zijn. Vanaf 1 januari 2028 wordt de AHK per halfjaar met 2,5 procentpunt verlaagd totdat deze 100% van de AHK bedraagt. Daarmee is de volledige afbouw naar 100% voorzien per 1 januari 2039. De Afdeling concludeert dat, na weging van de inkomenseffecten en neveneffecten van de voorgestelde maatregel, een herziening van de grondslagen van uitkeringen eerder in de rede ligt. De Afdeling adviseert daarom in de toelichting in te gaan op de wijze waarop en het tijdpad waarmee zal worden voorzien in een fundamentele oplossing voor een ontoereikend sociaal minimum voor deze huishoudens. Dit advies is opgevolgd.

Kamerstukken